dinsdag 13 januari 2015

Charlie, une tango funèbre


In die dagen van zijn overspannenheid had hij zich midden in een zomernacht gerealiseerd dat het bijna onmogelijk was geworden om naast haar rustig in slaap te kunnen vallen - naast een vrouw, wier lichaam hij bijna net zo goed had leren kennen als zijn eigen, maar die als persoon voor hem steeds meer was veranderd in een wildvreemde die hij niet meer durfde aan te raken.

’s Nachts jammerde en gilde zij in haar slaap, worstelde ze met de man die haar vier jaar eerder had overvallen. Een man die de bitter zure lucht van tabak gemengd met knoflook uitademde en die een gouden ketting droeg om zijn harige en veel te stevige polsen. Meer had ze de politie niet kunnen vertellen. De hele tijd had ze daar in het park tussen de struiken met de rug naar die vent toegekeerd gelegen, met zijn klamme en knellende vingers om haar nek. Behalve die van zijn vingers in haar nek, was ook de afdruk van de schors van de boomstronk waarop ze gelegen had dagenlang in haar dijbenen en buik zichtbaar gebleven.

Vier jaar achtereen durfde hij haar niet meer aan te raken, zijn Sayra. Pas op die ene middag. Hij had haar omarmd en overstelpt met kussen. Die ene middag in september, toen hij thuisgekomen haar met strakke ogen had zien kijken naar tv-beelden die in vier, vijf varianten telkens weer werden herhaald.

‘Zijn nu de oorlogen voorbij?’ Voor het eerst sinds het park gleed er weer een traan over haar wang. ‘Gaan ze straks ook nog vliegtuigen in atoomcentrales jagen? Gaan ze ons terugwerpen naar het stenen tijdperk?’

Daar wist hij geen antwoord op. Wat kon je beginnen tegen burgervliegtuigen die plotseling van koers veranderden om zich te boren in torenflats, om neer te storten op regeringsgebouwen, in burgerwijken, of zelfs op een atoomcentrale? Wat kon je beginnen tegen mensen die onder hun kleding een bom hadden gegord om zichzelf en elke willekeurige man, vrouw en kind om zich heen door die bom uiteen te laten rijten in een cirkel van duizend bloederige splinters?

Hij wist het niet.

Voor de gelegenheid bewerkt fragment uit het verhaal ‘Bekmir Türegün’ 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten