dinsdag 3 maart 2015

Uit dromen ontwaken

Oriëntatie na een droom
Al was het nieuwe maan, ik kon ’s nachts altijd iets onderscheiden dankzij het licht van de straatlantaarns dat door de kieren van mijn vensterraamgordijnen kwam. Wanneer ik droomde over thuis - wat ik in het begin vaak deed - en ik schrok wakker, dan wist ik vrijwel meteen waar ik mij bevond: niet in mijn ouderlijk huis, maar op mijn studentenzolderkamertje. Ik wist het zeker nadat ik mij op mijn rug had gedraaid, want boven mijn hoofd liep het dak schuin naar boven en dat was op mijn slaapkamer thuis niet zo.

Waar dromen van zijn gemaakt
In een van die nachten op mijn zolderkamertje ontwaakte ik uit een droom, waarin mijn moeder plastic boterhamzakjes probeerde glad te strijken en mijn vader de krant doorbladerde.
Het duurde even voor ik door kreeg waar die droomelementen van waren afgeleid.
Onder mijn bed was geritsel. Ik dacht aan een insect, het was midden zomer.
Nee, het geluid was toch wel ietsjes te zwaar voor een insect.

In afwachting van…
Roerloos bleef ik op mijn rechterzij liggen, met een hand half over mijn neus. Mijn wekker gaf drie uur vijfenveertig en vijftien-zestien-zeventien seconden aan.
Die wekker stond vlak voor mijn neus, op een plateautje dat onderdeel was van een van de stutbalken van het schuine dak.
Vanuit de wekker liep een witte elektriciteitskabel een beetje zigzaggend naar de vloer, waar hij - voor mij vanuit mijn bed onzichtbaar - zijn weg vond naar de stekker die iets onder mijn matrasniveau in een stopcontact aan de raamzijdemuur was ingeplugd.
De elektriciteitskabel van de wekker bewoog.

De opvoering I
Aarzelend, in kleine etappes kwam zij langs de kabel van mijn wekker omhoog geklommen. Met beweeglijke snorhaartjes.
Van het laatste stukje kabel sprong zij over op het plateautje. Zij stond naast mijn wekker en snuffelde nog steeds met beweeglijke snorhaartjes de hele omgeving af, draaide in het rond, trippelde heen en weer, waste haar snorhaartjes en ging daarbij zelfs op haar achterpootjes staan.
De snorhaartjes stonden stil. Zwarte kraaloogjes hadden mij in de gaten gekregen.

Menselijk reageren
Roerloos keken we elkaar aan. Het had tot de ochtend kunnen duren. Maar daar had ik toch niet zo veel zin in.
Van de hand over mijn neus stak ik mijn wijsvinger op. Het arme beestje sprong een gat in de lucht en donderde van het plateautje af.

Dierlijk reageren
Twee weken later begonnen mijn medebewoners te klagen over een slechte nachtrust. Gestaag nam het nachtelijk ritselen onder hun bedden en het snelle heen en weer trippelen over de vloer of in de tussenruimtes van het dak toe. Maandenlang bleef ik van deze ellende verschoond.

De opvoering II
Tot ik op een nacht wakker werd met een hele serie, grote en kleine, dikke en slanke, oude en jonge grijze beestjes op en rondom mijn wekker. Maar het is lang geleden, misschien heb ik dit laatste wel gedroomd.

2 opmerkingen: