woensdag 5 juli 2017

Het huis van mijn vader


Buiten spelen
Na het avondeten ging ik als kleuter van vier nog wat buiten spelen. Rondom het huis dat mijn vader zelf had gebouwd, was genoeg te doen.
Aan de woonkamer- en keukenkant en de voorkant was een grote tuin, dat deels omzoomd werd door een heg. In de linker uithoek van die voorkant stonden een paar lage bomen en struiken in een halve kring bijeen. Vooral in die beschutting kon je je met gemak verbeelden dat je een indiaan was.

Eerste verboden gebied
Achter het huis verbouwde mijn vader zijn eigen gewassen. Aardappels, stok- en snijbonen, kolen en sla. Er liepen smalle paadjes tussendoor, waarover ik niet alleen mocht gaan, waarschijnlijk omdat mijn vader bang was dat ik met mijn kleuter-onhandigheid per ongeluk zijn gewassen zou beschadigen.

Tweede verboden gebied
Ook aan de rechterkant van het huis mocht ik niet komen. Die werd verhuurd aan een oude grijze man, die, zoals ik me nu opeens weet te herinneren, zijn rust nodig had omdat zijn vrouw onlangs overleden was.
Natuurlijk heb ik wel eens stiekem om het hoekje staan kijken, als ik aan die rechterkant van mijn vaders huis een gerucht had opgemerkt. Een paar keer zag ik de oude grijze man krom gebogen op ‘zijn’ erf staan, terwijl hij een emmer water dat hij uit de put had gehesen in stukjes en beetjes over zijn ingezeepte hoofd en bovenlichaam heen spoelde. Dat moet dan vroeg in de ochtend zijn geweest.

Krap wonen
Die oude grijze man beschikte over het grootste deel van ons huis. Mijn vader, moeder, zus en ik woonden erg krap. Mijn slaapkamertje bijvoorbeeld had vanaf de vensterbank van het raam een schuin dak en de inhoud van dat vertrekje bestond slechts uit een commode en een bed met daartussenin een loopruimte en een stoel. Ik weet mij niet te herinneren of mijn zus een identiek slaapkamertje had. Moet haast wel. Naast mijn slaapkamertje was - en dat weet ik zeker - dat van mijn ouders.

Knikkers over het zeil
Onverhoeds komt weer bij mij naar boven, die ochtend waarin wij nog allemaal in bed lagen en dat ik een plotselinge behoefte kreeg die ik amper zou kunnen ophouden. In angst haastte ik mij naar het slaapkamertje van mijn ouders. ‘Ik moet hoopje doen!’
‘Pak dan maar snel de po,’ zei mijn moeder.
Ik trok hem onder het bed vandaan, deed mijn pyjamabroek en onderbroek omlaag en in de zwaai naar de po toe, rolden de keuteltjes als kleine knikkers al over het zeil. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten