In mijn zesde Prozanotitieboek schreef ik in 1996:
Mijn moeder vertelde mij dat de moeder van R. – de man van mijn zus – behoorlijk aan het
dementeren is geraakt.
‘Ze wil constant boodschappen gaan halen. Ja, ze
heeft een groot gezin gehad, dus ze moest veel van die boodschappen doen –
logisch dat ze daar nu weer aan terug denkt.’
En toen moest ik aan mezelf denken. Ik, die zo graag
schrijver wil worden, maar er niet aan toekom. En dat ik dan later, bejaard en
ook dement, in het verzorgingstehuis telkens weer zeg:
‘Nee! Ik wil niet naar de koffie!’
Of: ‘Heb geen tijd om te eten!’
Of: ‘Ik wil niet naar bed!’ –
En dat de verpleegster dan vraagt, waarom niet.
‘Ik moet mijn roman nog afschrijven.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten