vrijdag 31 maart 2017

Simpel verhalen schrappen in veertien stappen


Ga na of:

1          je je schuldig hebt gemaakt aan mooischrijverij;
2          je verhaal voorspelbaar is, ongeloofwaardig;
3          de zinnen lopen en in de juiste volgorde staan;
4          de alinea’s op de goede plek staan;
5          je duidelijke taal geschreven hebt;
6          je niet te veel hebt uitgelegd;
7          de lezer in staat is om de gevoelens van je personages
            zelf te ondergaan;
8          er variatie zit in de lengte van de zinnen;
9          de bijvoeglijke naamwoorden een toevoegende waarde hebben;
10        er voldoende afwisseling is tussen handeling, beschrijving
            en gedachtegang;
11        je scenes, zinnen of woorden kunt schrappen, uitbreiden
            of verplaatsen om het geheel prikkelender of spannender te maken;
12        elk scene, elke zin, elk woord onmisbaar is, oftewel bijdraagt aan
            de voortgang van je verhaal;
13        alles met alles te maken heeft: komen alle uitgesponnen draden aan
            het eind van je verhaal bijeen?
14        de eerste zin en laatste zin een of meer vragen oproepen.

Kortom: een mooie zin heeft aan een half woord genoeg.

vrijdag 24 maart 2017

Het Literair Kletscafé


Hoge verwachtingen
Arnhem, op een vrijdagavond meer dan tien jaar geleden, Café Dudok. Een statig voormalige bankgebouw met hoge ramen, een hoge stoep en chique deuren. Alleen een rode loper ontbrak. Maar ook zonder rode loper voelde ik mij een schrijver die voor het eerst het boekenbal betreedt.
Nee, dicht bij de grond blijven, dacht ik, al zwol mijn hart van verwachting. Voor de derde keer in mijn leven had ik meegedaan aan een schrijfwedstrijd, misschien won ik vanavond wel een prijs.

Een werkelijk groot auteur
Mijn hart zwol vooral ook omdat er voorafgaande aan de prijsuitreiking en nadat vier lokaal bekende amateurschrijvers uit eigen werk hadden voorgedragen, een werkelijk groot auteur zou worden geïnterviewd. Een werkelijk groot auteur die met een van zijn boeken miljonair was geworden. Jan Siebelink.
Met mijn schrijverij miljonair worden, dat wilde ik ook wel. Ik zou graag uit Siebelinks mond willen horen hoe hij het ‘m had geflikt.

Sisklanken
Ik was niet de enige die weinig meekreeg van wat de lokaal bekende amateurschrijvers uit eigen werk voor te dragen hadden. Regelmatig klonken er sisklanken op uit het luisterend publiek. Uit het luisterend publiek keek ook menigeen achterom.
Ja, het kwam van het buffet. Achter het buffet stond personeel afgewassen en afgedroogde kopje en schoteltjes en glazen luidruchtig op hun plek terug te zetten. Vóór het buffet zaten en stonden hele drommen mensen, onder het genot van een drankje kletsten ze er vrolijk op los.
Die waren niet gekomen voor de prijsuitreiking. Evenmin waren ze gekomen voor de lokaal bekende amateurschrijvers. Zelfs niet voor een werkelijk groot auteur als Jan Siebelink. Hoogstens waren ze gekomen voor de rockband, die na de prijsuitreiking zou zorgen voor muziek waarop kon worden gedanst.

Van geen kwaad bewust
Die zich van geen kwaad bewuste drommen mensen aan het buffet moeten hebben gedacht: Wat is er in de zaal gaande? Waarom moet dat hier plaatsvinden, in ons stamcafé? Omdat het hun stamcafé was, konden ze moeilijk na elk gesis langer dan twee minuten stil blijven.

Akoestiek
Maar het lag niet alleen aan de bedrijvigheid van cafépersoneel. Het lag niet alleen aan het telkens weer op gang komen van het vrolijk geklets van de stamgasten. De sprekers op het podium waren ook om andere redenen moeilijk te verstaan. De woorden van de presentator en die van de lokaal bekende amateurschrijvers klonken ongekend dof. Die woorden leken na het verlaten van de luidsprekerboxen onmiddellijk te worden geabsorbeerd door de kleren van de mensen voor mij. En niet alleen achter mij maar ook tot hoog boven mij hoorde ik het rumoer van het buffet in tienvoud.

Hoe een Literair Kletscafé succesvol op te zetten
Dat de organisatoren uitgerekend dit café voor hun literaire bijeenkomst hadden uitgekozen. Zij moeten hebben gedacht:
zorg voor een hoge ruimte met hoge ramen, waarin het geluid flink kan galmen;
zorg voor een slechte geluidsinstallatie;
zorg voor niet meer dan één microfoon die met veel ruis en gepiep van de ene spreker naar de andere spreker kan gaan;
zorg ter opluistering en lokkertje voor een rockband, waar vooral niet-literatuurgeïnteresseerden op afkomen;
zorg dat het Literair Kletscafé voor iedereen gratis toegankelijk is, zodat er zo veel mogelijk mensen op afkomen die vooral niet in literatuur zijn geïnteresseerd;
en om de zaal compleet vol te krijgen: kies voor de vrijdag- of zaterdagavond!

Interview
De presentator kondigde Jan Siebelink aan. Ik zag het gebeuren, tussen de schouders door van het applaudisserend publiek voor mij: een werkelijk groot auteur nam plaats.
Het eerste wat hij in de naar hem uitgestoken microfoon zei, was: ‘Ik weet niet of het wel zo veel nut heeft om mij te interviewen. Daarvoor is de zaal veel te rumoerig en de installatie komt er niet bovenuit. Van wat er tot nu toe vanavond is gesproken, heb ik nauwelijks de helft meegekregen. Ik kom liever een andere keer terug en dan op een andere plek.’
Op herhaaldelijk aandringen van de presentator bleef Siebelink toch zitten. Op elke vraag van de interviewer gaf hij een antwoord. Een paar keer kwam hij er op terug, dat het weinig zin had. Dan werd er opnieuw vanuit het naar hem aandachtig luisterend publiek gesist. De presentator verzocht zelfs een keer om 'Stilte, daar aan het buffet.'

Prijzen winnen en miljonair worden
Siebelink, ik heb zo veel van hem verstaan dat ik nog steeds niet weet hoe je met je schrijverij miljonair kan worden. En een prijs gewonnen met mijn voor die schrijfwedstrijd ingezonden verhaal heb ik ook niet. Prijzen winnen zou mij pas jaren later lukken. Dat is fijn en hoopgevend. Maar met mijn proza miljonair worden, dat wil ik allang niet meer. Als schrijver kun je maar beter dicht bij de grond blijven. Maar een rode loper naar het boekenbal, dat sla ik niet af.

donderdag 16 maart 2017

Van kort verhaal naar volwaardige roman: ‘Eksteroog’ - deel II


door
Sophia Désedan 


Waar gaat in één zin ‘Eksteroog’ over?
Over vriendschappen, aanhankelijkheid aan het leven en het verwerkingsproces van een ongeneeslijke ziekte.

Wat zou je op de achterflap van ‘Eksteroog’ kunnen zetten?
Zie Bibliografie. Het moge duidelijk zijn dat deze roman niet een zoveelste zelfhulpboek is. Daarvoor zijn tekst en thematiek te literair.

Hoe ben je op 't idee van ‘Eksteroog’ gekomen?
In 1986 bezocht ik mijn huisarts vanwege klachten aan een van mijn tenen. Ik had gedacht dat het om een eksteroog ging, maar het bleek een ontsteking te zijn.
De specialist die de ontsteking behandelde, zei dat ik waarschijnlijk te weinig gevoel in mijn voeten had. Anders was ik veel eerder naar de huisarts gegaan.
De specialist verwees mij door naar een neuroloog. Een keer per jaar controleerde de neuroloog het gevoel in mijn voeten. In jaar drie liet hij zich terloops ontvallen: ‘Het is zeer verstandig dat wij dit onderzoek blijven doen, want het is niet uitgesloten dat u over twintig jaar terechtkomt in een rolstoel.’
Ik heb deze neuroloog nog één keer bezocht, daarna niet meer.
Sinds drie jaar ben ik een van de weinige schrijvers in Nederland - misschien wel de enige - die zich buitenshuis met behulp van krukken voortbeweegt. Vooralsnog ga ik ervan uit dat het tot mijn levenseinde bij deze krukken zal blijven.

Is de roman ‘Eksteroog’ autobiografisch?
Voor een heel klein deel. In tegenstelling tot het hoofdpersonage in ‘Eksteroog,’ heb ikzelf de verwachting van mijn neuroloog wel meteen met vrienden besproken. Mijn vrienden zijn overigens niet de vrienden van mijn hoofdpersonage, al zullen sommigen zich misschien wel gedeeltelijk herkennen.
De in de roman beschreven MRI-scan heb ik zelf ondergaan, voor een aandoening aan mijn ogen die minder ernstig bleek dan vermoed: ik was eenvoudig toe aan een bril.
Van mijn zwager heb ik het verhaal van de hond die in een bushokje de broekspijp van een man onder piest.
De zelfmoordpoging van de vrouw en de treinaanrijding zijn authentiek, maar hebben in tegenstelling tot in de roman niets met elkaar te maken.
…Is het belangrijk om te weten of een roman autobiografisch is?...

Heb je veel research moeten doen voor ‘Eksteroog’?
Dat hing van het onderwerp af. Zo had ik vrijwel meteen informatie van het internet kunnen vissen over het NS-protocol en de ervaringen van NS-personeel bij treinaanrijdingen. Om mijn hoofdpersonage als eigenaar van een antiekzaak geloofwaardig over te laten komen, heb ik uren achtereen boeken en sites over antiek en veilingen door geplozen.



N.B.: ‘Eksteroogs diagnose’ heet tegenwoordig ‘De geschonken tijd’



zaterdag 11 maart 2017

Mijn persoonlijke afwijking – een lichtelijk bewerkt romanfragment uit ‘De IJskoning’


Pijnlijk verzoek
Aan het eind van zijn introductie keek de gespreksleider alle aanwezigen rond de tafel even aan. Hij beweerde dat het niet uitgesloten was dat bij sommigen van ons hoogbegaafdheid samen ging met een afwijking. Dus of wij ook even onze eventuele afwijking wilden noemen, nu wij ons aan elkaar gingen voorstellen? Dan zou daar de rest van de dag rekening mee gehouden kunnen worden.

Voorbeelden
Afgezien van hun intelligentie, vonden de eersten die aan de beurt waren zich vrij normaal. Daarna volgden er een jongen die rampzalig stotterde. Een eindje verderop zette een magere lat plastisch uiteen wat anorexia nervosa inhoudt. Er was een meisje met een hoornen bril dat in reïncarnatie geloofde. Het grijze kind naast haar vroeg: ‘Maar dat is toch geen afwijking?’

En die van mij?
Afwijking, afwijking. Wat was mijn afwijking? Ik hield mij afzijdig, ik was een Einzelgänger. Dat was toch geen afwijking? Afwijkingen, dat waren de schone-handen-tic van de wiskundefreak, de epileptische toevallen waaraan het talenwonder leed, de kaartblinde die alles van sterrenstelsels afwist.

Sympathie winnen
De jongen die bij mijn binnenkomst dwars door mij heen gekeken had, was aan de beurt. In een keurig handschrift stond op zijn naamplaatje geschreven: Caspar van Blokland. Hij bleek ook op het Thorbecke Gymnasium te zitten, en hij was om dezelfde reden als ik door de schoolpsycholoog hierheen gestuurd: ‘Om er achter te komen wat er nu werkelijk met mij aan de hand is. Ik vraag mij af of dat wel in een dagje te klaren valt. - Wat mijn persoonlijke afwijking is? Hm! Kijk, met zeven was ik al in staat om op de vleugel van mijn ouders Mozart op een aangename manier ten gehore te brengen.’
Hij plukte aan zijn neus.
‘Bijna perfect speel ik alle andante’s en andantino’s uit zijn pianoconcerten na. Dat is misschien wel interessant, maar niet essentieel. Essentieel is dat ik onmogelijk deze andante’s en andantino’s uit kan voeren zoals Mozart ze op papier heeft gezet. Ik speel ze namelijk alle in E mineur.’
Zijn mond bleef een beetje open staan, klaar om te reageren op een vraag. Maar in plaats van dat er vragen kwamen, tikten de uitzettende verwarmingsbuizen een tijdje in de stilte. Alle hoofden waren met interesse naar hem gericht.
‘Mozart was een vrolijk mens,’ ging hij verder. ‘Van de vijfentwintig pianoconcerten die hij geschreven heeft, zijn er slechts twee in mineur.’
Het meisje met de hoornen bril knikte.
‘Nu staat hier toevallig een piano in de gang. Als jullie willen, zal ik straks een stukje spelen. Achterstevoren, want dat is ook een afwijking van mij. Zo. Dan geef ik nu het woord aan mijn buurvrouw.’
Op slag had hij van iedereen de sympathie gewonnen, die hij vervolgens ook weer verspeelde.

Mijn afwijking
De hoogblonde jongen links van mij legde liefelijk zijn vingertoppen over zijn op tafel neergelegde pen, potlood, gum en puntenslijper heen en vertelde met een ontwijkende blik dat hij naar depressiviteit neigde en niemand recht in de ogen durfde te zien. Caspar van Blokland, die pal tegenover hem zat, boog zich naar hem toe. Hij stond zelfs op van zijn stoel om zijn gezicht zo dicht mogelijk bij de ander te hebben. Ik zag dat zijn kapsel vol kale plekken zat. Met een enorm nasale stem zei hij: ‘O ja-a?’
Ik mocht dit soort cynisme wel.

donderdag 2 maart 2017

Couleur locale van mijn vroegste jeugd

Huis
Met behulp van een paar vrienden bouwde mijn vader midden jaren dertig van de vorige eeuw een eigen huis op pas ontgonnen grond, waarachter richting oosten en zuiden vrijwel meteen de heide begon.
In dat huis ben ik opgegroeid, de heide was toen allang verdwenen en had plaatsgemaakt voor weilanden waarop koeien graasden en akkers waarop het ene jaar graan en het andere jaar aardappels, bieten of koolrapen werden verbouwd.

Grens
Behalve in het noorden strekten deze weilanden en akkers zich rondom ons huis uit tot aan de horizon, of - optisch gezien vlak daarvoor - tot aan de plek waar die zicht werd onderbroken door een rij bomen.
In het oosten markeerden die bomen een kanaal, in het westen deden ze dat langs een klinkerstraat die het dorp waar wij twee kilometer ten zuiden van woonden, verbond met de rest van de beschaving.



Mobiliteit
Wijzelf konden het dorp bereiken via een zandpad dat rond mijn derde levensjaar gezelschap kreeg van een sintelpaadje, waarover kon worden gelopen of gefietst.
Ik kon toen nog niet fietsten, mijn moeder evenmin en zou het nooit leren, dus bleven van ons gezin alleen mijn negen jaar oudere zus en mijn vader over om het sintelpaadje te begaan met de fiets. Mijn moeder deed tot aan de dag dat zij naar het bejaardentehuis zou vertrekken haar boodschappen en andere dorpsbezoeken te voet.
Nadat ik eenmaal fietsen had geleerd en de leeftijd van vier jaar had bereikt, begeleidde een buurmeisje met beginnende borstjes mij naar de kleuterschool in het dorp.

Isolatie
Als het flink had gesneeuwd of wanneer zo’n dik pak sneeuw was gesmolten, waren zowel de zandweg als het sintelpaadje onbegaanbaar en moesten wij noodgedwongen thuis blijven, waren wij afhankelijk van de proviand dat we op dat moment in huis hadden.
Gelukkig was de toegang naar het dorp binnen een week al weer begaanbaar. We hebben nooit honger hoeven lijden, ook omdat mijn vader aardappelen en groenten zelf verbouwde en in staat was om zelf brood te bakken, vruchten in de weck te zetten en jam te maken.