woensdag 23 december 2015

Kerstbijeenkomst

Zich heel wat voelen
Ik zat meteen achter de allerkleinsten en ik voelde mij heel erg groot. Ik zat al in de eerste klas van de grote school, de School met de Bijbel. Maar over de hoofdjes van die kleuters heen keek ik wel tegen een muur van ruggen van de juffen- en meesters aan. Die zaten op de voorste rij. Dat was omdat ze om beurten op het podium gingen staan om naast de kerstboom iets te zeggen, te zingen, of voor het schoolkoor te dirigeren.

Kerstverhaal uit
De juf van mijn klas - juf Buurma, die met haar astmatische stem zo even een prachtig kerstverhaal had verteld - keerde terug naar haar plaats. Nu was het hoofd van de school aan de beurt. Meester Claus. Ik was een beetje bang voor hem.

Een jarige antiheld
Meester Claus was een bonk van een kerel met een wrat op zijn wang en een zware stem. Toen ik in september jarig was geweest, moest ik met mijn trommeltje vol snoepjes ook bij de juffen en meesters van de andere lokalen langs. Het lokaal helemaal achteraan was van meester Claus. Daarin gaf hij les aan de vijfde en de zesde klas.
Ik heb niet aan zijn deur durven kloppen, ik ben zonder hem te trakteren op een snoepje weer naar mijn eigen klas teruggekeerd.
‘Ben je bij alle meesters en juffen geweest?’ vroeg juf Buurma.
‘Ja?’ zei ik.
‘Ook bij meester Claus?’
‘...Nee?’
‘Goed, dan gaan we samen.’
Niet alleen meester Claus, al zijn leerlingen kregen het van haar te horen. Al die grote kinderen van de vijfde en zesde klas. Hoe zo’n angsthaas ik was.

In gebed gaan
Ook was ik gehoorzaam en braaf. Toen meester Claus naast de kerstboom had postgevat en zijn handen had gevouwen en zijn ogen had gesloten om voor te gaan in gebed, deed ook ik mijn handen bijeen. Maar niet eerder dan de anderen in mijn omgeving sloot ik de ogen. Eerst wilde ik nog zo veel mogelijk in mij opnemen. Alle kleintjes voor mij bogen het hoofd, de juffen en de meesters ook. De jongens en meisjes links en rechts van mij: ze hadden de handen gevouwen en de ogen gesloten. Nu pas deed ik ze zelf ook dicht.

Juffen en meesters die door gesloten oogleden heen kunnen kijken
Aandachtig probeerde ik te luisteren naar de dreunende woorden van meester Claus. In onze klas had ook juf Buurma elke ochtend tot de Here God gesproken en ze deed dat nog eens aan het eind van de laatste les, om drie uur. Terwijl ze met haar hese stem hardop bad, kon ze dwars door haar gesloten oogleden heen kijken. Wanneer ze iemand betrapte, dan zei ze tussen haar dank- en smeekwoorden aan God door: Ogen dicht, Eric, Jan of Piet.
Misschien had meester Claus ook die gave. Maar ik kon me niet voorstellen dat hij met zijn zware stem tegen mij zou zeggen: ‘Ogen dicht, Eric!’ Nee, dat zou hij echt niet doen, in zo’n grote zaal, waar zo veel kinderen en volwassenen aanwezig waren.

Die verleidelijke kerstboom
Voorzichtig liet ik mijn oogleden iets vaneen gaan, zodat ik net die schittering zou kunnen zien van de kerstboom. Het was een hele grote kerstboom. Ik had er het afgelopen uur voortdurend naar gekeken.
Mijn hart bonsde in mijn keel. Maar ik waagde het er op, ik deed mijn ogen nog een eindje verder open.
De boom zat vol engelenhaar, zilveren slingers en gouden vogeltjes, bellen en bollen. Daartussenin brandden echte kaarsjes.
Kijk nou eens. Dat ene kaarsje. Was dat in het afgelopen uur niet wat al te scheef komen hangen door het vet dat langs hem aan een kant naar de tak was gedrupt?

Nog steeds in gebed
‘Wees ook bij de mensen die vandaag vanwege ziekte of gebrek niet bij ons aanwezig kunnen zijn,’ zei meester Claus, en snel deed ik mijn ogen dicht. Even later deed ik ze weer open. Tussen de woorden van meester Claus door had ik iets gehoord. Een lichte knetter. Maar dat hadden de vlammetjes van de kaarsjes het afgelopen uur wel vaker gedaan. Deze keer was het anders.

Een christenkind in gewetensnood
Mijn ogen gingen helemaal open. Daar, bij dat ene kaarsje! Ik deed mijn ogen weer dicht, bad: O, Here Jezus, laat het niet waar zijn! Ik deed mijn ogen open, ik deed mijn ogen dicht. Moest ik er iets van zeggen? Als ik er iets van zei, dan zouden alle juffen en meesters en alle mensen om mij heen, de kleintjes en de allergrootsten en hun papa en mama’s en mijn eigen papa en mama ook, dan zou de hele school weten dat ik tijdens het bidden mijn ogen niet had weten dicht te houden, dat ik dus geen goed christen ben!
Wat moest ik nu? Straks brandde het hele gebouw af, vielen er misschien wel gewonden of zelfs doden.
Ik hield mijn ogen dicht. Ik besloot te wachten tot meester Claus ‘Amen’ zou hebben gezegd. Dat was al vrij snel. Meteen de seconde daarop. En toen riep ik uit: ‘Meester, de kerstboom!’

woensdag 2 december 2015

De National Novel Writing Month – De finale


In de zevende hemel
Het is mij gelukt! De eerste versie van het vierde deel van de roman ‘Gestolde liefde’ is af! 30 november om twaalf uur 's middags heb ik het manuscript digitaal ge-upload naar de website van de National Novel Writing Month. Even later kon ik er mijn certificaat van downloaden, samen met drie badges waarvan hierboven er eentje is afgebeeld. Ik voel mij gelauwerd.

Nogmaals: de kwantiteit
68067 Woorden gaf de teller aan. Dat zijn er weer heel wat meer dan tijdens de National Novel Writing Month van 2011, toen ik de eerste versie van het derde deel schreef. Maar dat is ook wel logisch, want ik wilde aan dit lijfelijk boek niet nog eens een National Novel Writing Month besteden.

Vatten we het nog even samen:
In 2009 schreef ik deel I:       59706 woorden;
In 2010 volgde deel II:           64144 woorden;
In 2011 deel III:                     60907 woorden.
De 68067 woorden van dit jaar erbij opgeteld, dan kom je uit op een lijvig werk van circa 860 bladzijden. Dat is iets om trots op te zijn.

En de tijd? En de kwaliteit?
‘Ja, maar,’ fluistert er iemand in mijn oor, ‘wanneer begin je nou eens met het herschrijven van al dat materiaal? Heb je daar eigenlijk wel tijd voor? Wat een klus lijkt me dat! Let op mijn woorden: wanneer je net lekker op gang gekomen bent, loopt het zeker al weer tegen november. En dan wil je natuurlijk opnieuw meedoen met de National Novel Writing Month. Wat schiet je er mee op? Je houdt alleen maar  tientallen Word documenten vol bagger over.’

Chatarsis en terug naar de aarde
De hele maand heeft hij zich op mijn wens koest gehouden, die duivel. Wat mij betreft gaat hij nog even door met zeuren. Ik luister toch lekker niet naar hem.
Ik ben blij dat alles nu zwart op wit staat. Ik heb er veel van geleerd, ben tot andere inzichten gekomen. Tijd om het eens een flinke periode te laten bezinken. Wanneer ik gezond van lijf en geest mag blijven, dan komt die definitieve versie van ‘Gestolde liefde’ er wel. Maar nu dus nog even niet. Nu is het weer tijd om terug te keren naar de roman waaraan ik tot die eerste november gewerkt heb: ‘De behouden stilte.’

woensdag 25 november 2015

De National Novel Writing Month – halverwege de laatste week


Kwantiteit
Woensdagmiddag om twee uur heb ik het 55301e  woord gehaald. Dat is bijna tweehonderd bladzijden. De eerste versie van het vierde deel van mijn National Novel Writing Month roman voor 2015 ‘Gestolde Liefde’ is bijna af!

Dat ik net als in de novembermaanden van 2009, 2010 en 2011 ook dit jaar weer als een speer ga, komt misschien wel omdat ik tijdens NaNoWriMo’s tamelijk autobiografisch schrijf. Eigenlijk hoef ik niet lang stil te staan bij de vraag hoe het verder moet, de plot zit in mijn geheugen gegrift.

Verder rijg ik – om het eens duur te zeggen - vanuit een verlaagd bewustzijn de woorden aaneen. Alles wat mij te binnen schiet en past binnen het verhaal, zet ik om in woorden.

Wat levert het op?
Dat je daarbij soms een hele hoop omslachtige zinnen krijgt, zinnen die niet lopen, ja zelfs ontsporen - dat neem ik graag op de koop toe. Je krijgt er zo veel voor terug:

1) Binnen die omslachtigheden blijken heel veel ‘waarheden’ te zitten die bij een kritisch schrijven waarschijnlijk nooit aan het daglicht zouden zijn gekomen;

2) Zo langzamerhand meen ik mij ook de minder belangrijke gesprekken bijna letterlijk te kunnen herinneren;

3) Veel van wat er toen allemaal is gebeurd, wordt mij stukken duidelijker nu. Als het een beetje mee zit, word ik er nog wijzer van ook...


maandag 16 november 2015

De National Novel Writing Month – de eerste veertien dagen

Woord, zin en een halve alinea
Na twaalf dagen schrijven aan mijn roman voor de National Novel Writing Month (ik ben pas op dag twee begonnen en heb mij twee pauze-dagen veroorloofd), ben ik bij het 31621e woord aanbeland.

En het woord luidt: ‘kwam.’

Daar hoort natuurlijk een hele zin bij: ‘Ik had allang mijn conclusies getrokken wanneer ik er telkens weer met een kater vandaan kwam.’

En om die zin een beetje te begrijpen, een halve alinea: ‘Als je telkens met goede verwachtingen er naartoe gaat en er de meeste keren toch weer van terugkeert met een kater, een kater ja – want altijd is er wel iets voorgevallen waarover je tegenover ons zit te klagen. In plaats van die dingen met ons te bespreken, zou je ze met hem moeten bespreken. En als hij er geen oor naar heeft, dan moet je je conclusies trekken. Ik had allang mijn conclusies getrokken wanneer ik er telkens weer met een kater vandaan kwam.’

Of ik over deze zinnen tevreden mag zijn, laat ik deze hele NaNoWriMo in het midden. Het gaat deze maand immers niet om de kwaliteit, maar om de kwantiteit.

Vorderingen en finish
Wanneer je de totaalscore op je profiel van NaNoWriMo invult, krijg je een balkje te zien, waarop staat aangegeven hoe ver je gekomen bent. Onder dat balkje is wat aanvullende informatie te vinden, bij voorbeeld dat ik behoorlijk voor op schema ben.
Verder staat er dat ik in dit tempo op 26 november de finish zal hebben bereikt. Dat zou mooi zijn, heel mooi. Want ik vermoed dat ik ook deze keer meer dan 50.000 woorden nodig zal hebben om het laatste deel van deze roman af te kunnen krijgen.

donderdag 29 oktober 2015

‘Vuurtje doven’ – een nieuw fragment uit ‘De behouden stilte.’




Hoofdstuk 2c (1918, 12 juni)

De ploegbaas zegt dat de schaft er op zit en giet de kan met koffie uit over de smeulende turven. Ernaast begint hij een flinke kuil te graven, waarin hij de as en de turfresten zal werpen. De laatst opgegraven en meeste natte aarde er overheen en dan de bovenste laag flink aanstampen en klaar is Kees.

Sinds de grote veenbrand van vorig jaar zijn we stukken voorzichtiger geworden. Van Valthermond tot Emmerschans vlamde het. Ze zeggen dat de meeste van die branden door na-smeulende koffievuurtjes zijn ontstaan. Het was lange tijd droog geweest, de zon was fel en de wind deed wispelturig. Daardoor kon het vuur flink aanwakkeren. Daardoor werd het nog onberekenbaarder dan veenvuur van zichzelf al is. Dan weer rende het in de ene richting, dan weer in de andere. Ze zeggen dat het vooral uit de hand is gelopen, omdat er zo weinig volk op het veen was. Zoals gewoonlijk aan het begin van een campagne waren de meeste arbeiders in staking om tot een redelijke loonovereenkomst te kunnen komen. Binnen de kortste keren stonden hele gebieden in de fik. Gelukkig niet bij ons, maar het kwam wel tot aan Emmer Compascuum. De brandweer hier in de buurt kon het niet aan. Die van Den Haag moest er aan te pas komen. Die beschikte over motorspuiten en stoomspuiten. Die hebben we hier niet. Ook soldaten uit Assen werden ingezet. Acht spannende dagen. Sommigen zeggen, het had zeker nog veel langer geduurd wanneer het niet was gaan regenen. En de Hondsrug heeft ook veel tegengehouden.

Hoeveel turfhopen en nog af te graven veen er door de vlammen verloren zijn gegaan, zal mij een zorg wezen. Maar die honderd en acht huizen en zeventien doden...

Wat een vlammenzee moet het zijn geweest. De rook waaide tot hier over. Zelfs in het westen van het land schijnen ze er last van te hebben gehad. Sommigen hier beweren dat alleen daarom de Koningin langs is geweest. Uiteraard in Valthermond, het zwaarst getroffen gebied. Maar ze bezocht ook Nieuw Weerdinge en Emmer Compascuum. Omdat, naar sommigen beweerden, zij in haar paleis het vanwege die rook zo op de longen had gekregen. Maar als je de berichten in de kranten hebt gelezen, dan ga je daar toch wel anders over denken. Volgens de kranten wilde de Koningin alles van nabij zien, trok ze zich niets aan van de regels en de protocollen en waagde ze het zelfs in haar nette kleren om over een noodbruggetje van twee of drie planken te gaan om met getroffenen te kunnen spreken, om hun een hart onder de riem te steken. Van zo’n Koningin moeten we het toch hebben. Als ik later ooit in nood kom, dan zal ik geen moment twijfelen om haar een brief te schrijven.

De laatste tijd droom ik van onze Koningin. Dat zij mijn vader beveelt dat hij mij moet laten gaan, dat ik niet langer meer met ma en mijn zussen hoef turven te keren op het zetveld. Omdat zij van de meester op de Lagere School heeft gehoord dat ik zes jaren lang alleen maar hoge cijfers heb gehaald. Elven en twaalven. In mijn dromen mag ik naar de HBS, op kosten van de Koningin. Maar wat zijn dromen?

‘Dromen kunnen waarheid worden,’ beweert mijn broer. ‘Kijk maar eens naar hoe wij vroeger hebben geleefd. In een plaggenhutje.’

Daar weet ik niks van, daar was ik veel te jong voor om mij dat te kunnen herinneren. Maar mijn broer en ook mijn zussen hebben het allemaal wel meegekregen. Die zijn trots op het huisje waarin we met z’n zevenen nu al tien jaar zitten. In een huisje aan de wijk, tussen veertien precies dezelfde huisjes. Ja, en voor al die luxe mag je dan door blijven ploeteren in het veen tot je er dood bij neervalt. Niet voor niks noemen we hier de vers gestoken en tegen elkaar aan gestapelde turven grafzerken.

’s Avonds aan tafel vertelt pa dat ze de man van Stientje Witvoet hebben gevonden. In een van de kanalen dreef ie. Niet ver er vandaan lagen zijn jas en pet, met er naast een voor driekwart leeg gezopen jeneverfles.

Pa kijkt ons een voor een aan. ‘Snappen jullie nou waarom ik jullie al heel vroeg heb leren zwemmen? Vanwege al dat vele water hier? En jij jongen,’ zegt hij met zijn blik streng op mij gericht, ‘jij moet oppassen. De ploegbaas heeft gezien dat je flink de armen uit de mouwen kunt steken en dat je sterk bent. Jij gaat het werk van Stientjes man overnemen. Vanaf morgenvroeg ga je niet meer turven keren. Vanaf morgenvroeg doe je mee met het schepenen. Ik waarschuw je, want daar wordt regelmatig gezopen. O wee als je ’s avonds thuis komt en ik betrap je met de walm van jenever om je heen. Dan ben je nog niet jarig. Ik heb er in mijn leven te veel dronken in het water zien vallen en aan de kant moeten slepen. Ik wil dit niet met jou meemaken. Nee, jij moet gewoon doorgaan met flink arbeiden en verder niks. Misschien kun je dan over een jaartje ook met mij en je broer meedoen met turf steken. En wie weet, blijft er dan eindelijk ook eens wat geld over voor een eigen fiets.’

woensdag 21 oktober 2015

De National Novel Writing Month: dertig dagen rammen


Schrijfwedstrijd
NaNoWrimo, voluit de National Novel Writing Month komt er weer aan: een schrijfwedstrijd, waar duizenden over de hele wereld aan meedoen. De opdracht van deze wedstrijd luidt: schrijf in de maand november een roman van minimaal 50.000 woorden.
Dat zijn ongeveer 170 bladzijden. Dat betekent minimaal vijf bladzijden per dag. En dat betekent weer dat je soms meer dan vijf bladzijden per dag moet halen, want soms knijp je er ook wel eens een avondje tussenuit. Te moe van het dagelijkse werk op kantoor, of waar dan ook. Of je hebt doodeenvoudig sociale verplichtingen, zoals het bezoeken van een verjaardagsfeest. En natuurlijk kan het ook eens gebeuren dat gewoon je hoofd het vertikt om mee te werken.

Regels en tips
Zet van te voren niets concreets op papier. Verzin eventueel wel al een plot. Vertrouw trefwoorden aan je Word document toe die de aanleiding zouden kunnen vormen voor een scène of een hoofdstuk. Maar begin pas daadwerkelijk met schrijven op 1 november, om 00.00 uur. Wie op 30 november 00:00 uur of eerder de 50.000 woorden heeft gehaald, is een winnaar en ontvangt een certificaat. Daarvoor moet je wel eerst je roman naar de site van NaNoWriMo uploaden. Een computer telt dan het aantal woorden en zendt je een machtiging om het certificaat te downloaden.

Rammen met je onderwerp
Vijftigduizend woorden in één maand tijd en in een enigszins samenhangend verband op je p.c. produceren: dat betekent rammen op je toetsenbord. Ja, jullie lezen het goed: rammen is het. Het zijn tenslotte maar dertig dagen.

En wat ga ik dan wel rammen?
In de novembermaanden van 2009, 2010 en 2011 schreef ik de eerste drie delen van ‘Gestolde Liefde.’ (in 2008, toen ik voor het eerst meedeed, was dat de oerversie van ‘De behouden stilte.’) Dit jaar zal het gaan om het vierde en laatste deel.

Eindresultaat
Als het me lukt, zal het eindresultaat van deze vier een-maand-sessies een roman zijn van bijna achthonderd bladzijden. Vooralsnog zal dan die bladzijden niemand willen lezen. Het gaat namelijk om een allereerste versie, waarin een hele hoop omslachtige zinnen zullen voorkomen. Zinnen die niet mooi lopen, ja zelfs ontsporen. En ook niet uitgewerkte verhaallijnen zal je er in aantreffen. En personages die in die roman uiteindelijk niets te zoeken hebben. Of nog erger: personages die op bladzijde 25 een meter vijfentachtig zijn en intelligent en op bladzijde 225 twee meter tien en theemutsendom.

Zin en onzin
De National Novel Writing Month, waar is het allemaal goed voor? Om met Shakespeare te spreken: Much Ado About Nothing? Want het valt niet te ontkennen: in korte tijd een meesterwerk schrijven, dat lukt een enkele keer alleen maar een Multatuli (‘Max Havelaar’, 7 weken), een Campert (‘Het leven is vurrukkulluk’, 3 weken), of een Mulisch (‘Twee Vrouwen’, 8 weken).
Wie meedoet aan de National Novel Writing Month weet dat het niet gaat om de kwaliteit, maar om de kwantiteit. Na 1 december begint pas het echte werk, zoals moge blijken over mijn berichtgevingen over ‘De behouden stilte.’ 

woensdag 14 oktober 2015

Die roman, ‘De behouden stilte’: hoe gaat het daar nu mee?

Vorderingen
Alle daarvoor in aanmerking komend researchmateriaal heb ik in de afgelopen vijf maanden omgezet in fictie. Dit researchmateriaal had ik in 2008 en 2009 al bijeen verzameld, kort na het schrijven van de eerste versie van ‘De behouden stilte.’ Dit jaar heb ik vooraf aan en tijdens het verder werken aan deze roman via internet noodzakelijk aanvullend materiaal opgespoord en waar wenselijk ook dat in fictie omgezet.

Thematiek en kwantiteit
In hoofdlijnen betreft dit researchmateriaal (verzameld in 2009, 2008 en 2015):
Het werken en de leefomstandigheden in het veen van Zuidoost Drenthe tussen 1900-1925;         
Het landschap, de ontginning en de middelen van bestaan in Zuidoost Groningen tussen 1900-1939;
De werkverschaffing daar tussen 1924-1939;    
Een bepaald werk-, later concentratie- en nog weer later interneringskamp aldaar tussen 1935-1948;
De Jodenvervolging tussen 1940-1945, specifiek in één dorp van Zuidoost Groningen.
Aan fictie heb ik nu zo’n negentig bladzijden beschikbaar om tussen te voegen aan de eerste versie van ‘De behouden stilte.’

Kwaliteit en zinnigheid
Dat wil nog niet zeggen dat alles uiteindelijk geschikt zal zijn. Er moet nog veel aan de tekst geschaafd worden. Ook van sommige teksten valt nog te bezien of het inpasbaar in de lijn van de roman kan worden gemaakt. Geschiedschrijving alleen is in een roman weinig zinvol: geschiedschrijving in een roman is alleen zinvol wanneer de personages deel gaan uitmaken van de Geschiedenis. En dan nog: alleen een ooggetuigenverslag, zelfs in monologue intérieur, kan in een roman behoorlijk de plank misslaan.

Geschiedenis in dienst van het personage, en niet andersom
In een aantal teksten zijn personages onderdeel geworden van de Geschiedenis, bij een aantal teksten moet dit nog gebeuren. Lukt dit niet, dan blijft er niet veel over dan zo veel mogelijk van die specifieke Geschiedenis te schrappen. Te veel Geschiedenis trekt de constructie van de roman scheef. En romans met een overgewicht aan geschiedschrijving, die storten in, dat zijn mislukte romans.

En nu?
Zo. Schrijver Eric Steiner heeft gesproken. Hij is ook voorlopig even klaar met ‘De behouden stilte.’ Het is tijd om het tot nu geschrevene te laten bezinken. Afstand nemen om daarna met frisse blik er weer mee aan de slag te kunnen gaan.

woensdag 30 september 2015

Hij is er! De Verhalenbundel ‘Waar ik wakker van lig.’



Papa wil niet meer gaan kijken. Mama wel. Met haar vlakke hand klopt ze over de dekens, rond en langs mijn voeten en benen, langs mijn lijf en schouders en op het kussen, links en rechts en boven mijn hoofd. Als ze haar arm weghaalt, zegt ze: ‘Nou, zie je wel dat er geen Grote Boze Wolf in je bedje ligt?’


Zo begint mijn verhaal ‘Geen Grote Boze Wolf’ dat op de tweede plaats eindigde van de door Schrijverspunt uitgeschreven schrijfwedstrijd ‘Waar ik wakker van lig.’
En nu is de verhalenbundel er met daarin de 33 beste inzendingen. Nieuwsgierig naar de rest van mijn verhaal? Nieuwsgierig naar alle 33 beste inzendingen? Koop dan en lees ‘Waar ik wakker van lig.’ Vanaf 1 oktober verkrijgbaar via de boekhandel en Bol.com.


woensdag 23 september 2015

Schrijven, leven en geluk

Voor schrijven moet je tijd en vooral veel geduld hebben.  

Tijd voor schrijven gaat vaak ten koste van wat je daarnaast nog met je leven zou kunnen doen: je te veel afzijdig houden van de mensen om je heen zou je minder gelukkig kunnen maken; bovendien is het niet goed voor je creativiteit.

Geduld tijdens het schrijven geeft ontspanning, als het een beetje mee zit ook in je dagelijkse omgang met mensen. Dat kan inspirerend werken.

Mensen leer je beter kennen, door over mensen - al dan niet verzonnen - te schrijven. Na verloop van tijd zou je je makkelijker in iemands situatie of denkwereld kunnen verplaatsen. Dat leert je relativeren - en daar zou je dan weer gelukkiger van kunnen worden. Misschien baant innerlijke rust wel de weg voor een meesterwerk.

Zaak is dus: voor je zelf een goede evenwicht zien te vinden tussen leven en schrijven.

woensdag 2 september 2015

Strippenkaart

De strippenkaart, wie kent hem nog? De laatste twee keren dat ik een akkevietje had om een strippenkaart, was op donderdag 30 december 2010. Ik weet dat nog zo goed, omdat ik er een blog aan gewijd had op het toen nog florerende Hyves:

Een griet achter de toonbank
Ze is nieuw, ze is jong. Ik heb nog een paar minuten om mijn trein te halen. Gelukkig rekent de man voor mij zijn koffie en saucijzenbroodje snel af. Hij schuifelt weg naar de uitgang en zij kijkt me met verwachtingsvolle ogen aan.
‘Een 45-strippenkaart, graag.’
‘Ik geloof niet dat ik die nog heb.’ Ze trekt de lade van de kassa open. ‘Ik heb ook geen 15-strips meer.’ Ze steekt een bundeltje in de hoogte. ‘Ik heb alleen nog deze grijze. Hebt u een kortingskaart? Nee? Dan kan ik u niet helpen, meneer.’
Het is toch niet te geloven. Die griet is voordat ze haar NS perronkiosk opende, domweg vergeten een nieuwe voorraad strippenkaarten mee te nemen.
‘Nou, dat vind ik eigenlijk helemaal niet zo mooi,’ zeg ik. ‘Straks als ik in Almelo aangekomen ben, moet ik met de bus. Ik heb dan maar vijf minuten om daar op het station een strippenkaart te kopen.’
‘U kunt het misschien hier beneden even proberen, bij de Bruna.’
‘Ja, maar over vier minuten vertrekt mijn trein! Goedemiddag!’

Informatie verstrekken moet de NS
Natuurlijk komt de trein later. Veel later. Minstens vijfentwintig minuten. Ik heb ruimschoots de tijd gehad om beneden bij de Bruna te informeren naar een 15- of 45-strippenkaart. Maar dat heb ik dus niet gedaan. Omdat nergens stond aangegeven, omdat nergens werd omgeroepen, hoe veel vertraging die trein precies zou hebben. Ik had hem elk moment verwacht.

Economisch denken moet de mens
De NS perronkiosk van Almelo is vol. Waarschijnlijk vanwege de kou. Bij de kassa staan twee mannen van de spoorwegpolitie. Gelukkig keuvelen ze alleen maar wat met de twee dames van de bediening. Door de jongste word ik meteen geholpen. Maar als ik mijn wens heb kenbaar gemaakt, zegt ze: ‘Die zijn er niet meer.’
‘Hoe kan dat nou,’ zeg ik, terwijl ik mijn portemonnee hard op de toonbank laat neerkomen. ‘In Deventer waren ze ook al door de voorraad heen.’
‘Ja, daar kunnen wij ook niets aan doen, meneer. We hebben ze besteld, maar ze worden zo kort voor het nieuwe jaar niet meer uitgegeven. Op is op.’
‘Nou, dat is wel heel erg economisch gedacht!’

Een engel achter de toonbank?
‘Wacht eens’ zegt de oudere bedieningsdame. ‘Heeft u een momentje?’
‘Ja, ik heb mijn bus nu toch al gemist. Door al dit gedoe kom ik een uur te laat op mijn werk.’
Ze loopt naar achteren. Drie minuten later komt ze trots terug met een heel pakket 45-strippenkaarten. ‘Kijkt u eens?’
Zegt de jongere: ‘Dat zijn de verkeerde, hoor.’
‘Hoe dat zo,’ vraagt de oudere.
‘Dat zijn de nieuwe. Die zijn pas vanaf 1 januari geldig.’
‘Nou,’ zeg ik, ‘dan zit er niks anders op dan een kaartje in de bus te kopen. Is er een pinautomaat in de buurt?’
De jongere staart naar het plafond en zegt langzaam: ‘Nee?’
‘Kan ik dan een kopje koffie van u krijgen en dat u mij dan een tientje terug geeft?’
'Ja?'
Twintig minuten later zit ik eindelijk in mijn bus, met een in die bus gekocht kaartje. Die is bijna een keer zo duur als wanneer ik een stempel had laten slaan op een geldige 45-strippenkaart, afkomstig van een NS- of Bruna-kiosk.
Those were the days. 

woensdag 19 augustus 2015

Sokken en schoenveters

Mijn lesje wel geleerd.
Mijn coauteur en stok achter de deur Sophia Deçàdent beklaagde zich er over dat haar vriend zijn sokken en kapotte schoenveters overal laat slingeren en dat daar wel meer mannen last van hebben.
Ze keek mij uitdagend aan. Ik wist niet wat ik daarmee moest, ik voelde mij niet aangesproken.
Sinds een jaar of tien gooi ik kapotte schoenveters altijd onmiddellijk in de afvalbak. En sokken prop ik voor het slapen gaan altijd in mijn schoenen. Of anders gooi ik ze meteen in de wasmand. Een schoon paar sokken haal ik pas de volgende ochtend uit de klerenkast. Ik heb mijn lesje namelijk wel geleerd.

Nieuwe veters zijn altijd op.
Een paar dagen voordat ik tot dat besluit gekomen was (hoe ik voortaan zou omgaan met sokken en schoenveters), had ik vanaf mijn werk een afspraak gemaakt met mijn huisarts. Voordat ik hem zou bezoeken, wilde ik vanuit de trein eerst nog even vlug naar huis voor een douche.
Als eerste handeling van mijn ontkledingsproces, boog ik mij op mijn bedrand voorover om mijn schoenveters los te knopen.
Waarschijnlijk trok ik telkens aan het verkeerde uiteinde, want de knoop kwam strakker en strakker te zitten. Na vijf minuten zuchten en pulken aan beide veters, besloot ik de schaar er in te zetten. Maar eerst moest ik nieuwe veters. Die waren natuurlijk nergens te vinden. Nieuwe veters zijn altijd op wanneer je ze nodig hebt.

Probleem opgelost?
De tijd voor een fatsoenlijke douche was intussen verstreken. Met een onontwarbare veterknoop aan beide schoenen ben ik naar mijn huisarts gegaan, en meteen daarna heb ik een hele trits nieuwe veters gekocht.
Thuis zette ik de schaar in de onontwarbare veters. Knip! Doormidden. Zodra ik ze had los geregen, wierp ik ze mijn slaapkamer in. Nieuwe veters in de schoenen, probleem opgelost.
Had je gedacht…

In de vroege ochtend: twee enthousiaste katten
De volgende ochtend sta ik bepakt en bezakt klaar om naar mijn werk te gaan. In de draai die ik naar mijn voordeur maak, zie ik vanuit een ooghoek dat mijn twee katten achter mijn hielen aan springen.
Er ligt een schoenveter op de vloer. Op elke beweging van mijn rechterschoen reageert de veter. Mijn katten raken nog meer enthousiast.
De schoenveter verdwijnt niet onder mijn schoenzool, maar onder mijn broekspijpuiteinde. Hoe kan dat nou?
Natuurlijk: het is een van de los geknipte schoenveters van gisteravond. En hij zit in mijn schoen, zelfs in mijn sok.

Alleen nog een schaar
Ik trek aan de veter en voel dat hij ook om mijn dikke teen heen zit. Muurvast. Dankzij die knoop die ik er gisteren zelf in getrokken heb.
Over een kwartier gaat mijn trein. Er is geen tijd meer om schoen en sok uit te doen om schoenveter te kunnen verwijderen. Hier helpt alleen nog de schaar.
Maar ook scharen zijn altijd zoek op momenten dat je ze het hardst nodig hebt. Dus dat wordt te laat komen op je werk.

Conclusie
Vanaf die dag laat ik nooit meer mijn sokken rondslingeren. Vanaf die dag gooi ik nooit meer los geknipte schoenveters mijn slaapkamer in. Want schoenveters en sokken, ze zoeken elkaar op.*
Maar waar al die scharen in de loop der jaren gebleven mogen zijn?

* Dat schoenveters en sokken elkaar zouden opzoeken, dat is natuurlijk pure hekserij. Logischer lijkt me dat mijn katten met rondslingerende sokken zijn gaan spelen en dat ze in hun spel ook een veter met een onontwarbare knoop hebben meegenomen. Ja, mijn katten hebben er voor gezorgd dat die veter in een van mijn sokken is geraakt. Maar ikzelf ben verantwoordelijk voor het aantrekken van die sok.


woensdag 12 augustus 2015

Debuteren als schrijver (en als cd-verkoper)

Bruisend enthousiasme
Het was in de namiddag van 28 oktober 2010.  Zojuist had ik deelgenomen aan Daretoo’s workshop Debuteren als schrijver.’ Met een hele hoop kennis meer op zak stapte ik bruisend enthousiast de stad in. Amsterdam. De vele terrassen, de diverse mensen, de straatmuzikanten, de duiven en de trams. Geweldig!
En dan nu op naar…:

Sjans I (Mozart en Gluck geloven op mijn woord)
Fame bestond toen nog. Op de klassieke afdeling sprak een kleine blonde vrouw mij aan. Ze wilde Mozarts ‘Zauberflöte’ kopen, maar kon onmogelijk een keuze maken uit de diverse uitvoeringen. Het waren er wel een stuk of tien.
Ik raadde haar die van René Jacobs aan. Vijf minuten met een koptelefoon op haar hoofd waren genoeg. Ze knikte. Deze zou ze nemen.
Of ik verder nog een goede tip had? Iets als Mozart, maar dan anders? Ik begon over Glucks ‘Orfeo ed Euridice.’ Ze kende het verhaal niet, ik vertelde het haar.
Ook deze opera kocht ze, zonder een riedeltje ervan te hebben beluisterd. En in de uitvoering die ik haar had aangeraden.
Ik had nooit geweten dat ik zo overtuigend kon zijn.

Sjans II (Met mijn bruisend enthousiasme er gewoon zijn)
‘s Avonds in de trein kwam er een meisje van amper twintig tegenover mij zitten. Ze knikte naar me en trok een brede glimlach. Ze haalde een boek tevoorschijn en ging er in lezen. Telkens als ze een bladzijde omdraaide, keek ze me aan en trok ze weer die glimlach. Ik dacht: Ook zij? En: Wat moet een meisje van amper twintig met een man met grijzende haren?

Sjans III (vergeet het maar!)
Thuis op de bank begreep ik alles. Op mijn overhemd zat nog steeds het papiertje geplakt, waarop ik aan het begin van de workshop ‘Debuteren als schrijver’ mijn naam had geschreven.


Belangrijke voetnoot:
Mij verder helpen op mijn weg naar een debuut? Like dan mijn verhaal ‘Duizend sterrenregens,duizend wensen’ dat ik inzond voor de schrijfwedstrijd Mijn mooiste herinnering.
Elke like heeft invloed op de beoordeling van de jury. Met mijn inzending kan ik een opleiding bij de Schrijversacademie winnen.
Hier nog wat meer informatie, over bijvoorbeeld hoe je kunt liken. Liken kun je tot en met 31 augustus.

Alvast heel erg bedankt!

woensdag 5 augustus 2015

Opnieuw in de prijzen

Voor de tweede keer dit jaar val ik in de literaire prijzen. Begin juni had ik een verhaal opgestuurd naar Schrijverspunt.nl voor een schrijfwedstrijd met als thema ‘Waar ik wakker van lig…’ Gisteren ontving ik van de jury het bericht dat mijn verhaal opgenomen zal worden in een bundel. In die bundel komen nog 31 andere verhalen die uit de inzending van ruim 170 als de beste zijn geselecteerd. Waarschijnlijk eind september is de bundel verkrijgbaar via alle bekende boek- en webwinkels.
Maar nu al: champagne!

woensdag 29 juli 2015

Zomerschrijfrust

In een eerdere blog heb ik al eens aangegeven dat mijn katten de baas zijn. Ze willen niet dat ik schrijf, ze willen aandacht. Als ze geen aandacht krijgen, gaan ze lekker zitten etteren.

Ze wisselen elkaar af. Om buurten zitten ze te miauwen, om de hoek van een fauteuil, zodat ze weg kunnen rennen voordat ik ze heb opgepakt om ze naar de slaapkamer te brengen. Dat werkte een hele tijd, een verblijf in de slaapkamer. Maar helaas, ze pikken het niet langer. Ze miauwen de hele buurt bij elkaar. Dus dan maar weer terug naar de kamer.

Weldra zitten ze als vanouds om beurten om de hoek van de fauteuil. Laat ze maar miauwen. Gewoon niet op reageren. En als ze op mijn bureau springen, gewoon hun gang laten gaan. Laat ze maar op mijn aantekeningen neerploffen. Laat ze maar voor mijn beeldscherm heen en weer lopen. Laat ze maar stilstaan met een staart zwaaiend voor mijn ogen of gevleid tegen een van mijn neusflanken. Gewoon niet op reageren. En zie eens wat er na twee dagen gebeurt:


Nog even en ze slapen. Dan kan ik eindelijk in alle rust verder met schrijven.


woensdag 15 juli 2015

Antwoordapparaat

Thuis stonden mij twee verrassingen te wachten:

Eerste ingesproken bericht:
‘Meneer, u spreekt met mevrouw Kuitenbrijer, Luigi Pirandelloplein 341. Ik ben zo even bij u in de zaak geweest. Ik heb er haakjes en een vingerhoedje gekocht, die u voor mij zo netjes in een pakje borg. En nou heb ik het bij u laten liggen... Ik wacht uw telefoontje even af, en anders kom ik het halen. Dank u wel. …O, wacht! Mijn telefoonnummer is… Mijn telefoonnummer…[legt hoorn neer, neemt even later hoorn weer op, noemt telefoonnummer en zegt:] Ik wacht uw telefoon, ik wacht het af.’

tweede ingesproken bericht:
‘Meneer… Ik spreek toch met de firma Eric Steiner & Co, speciaalzaak in naaigarnituur? Hier nog even mevrouw Kuitenbrijer, Luigi Pirandelloplein 341. Ik durf u haast niet te bellen. Want dat pakje waar ik het over had, is zo verschrikkelijk klein. Nou heb ik mijn tas ondersteboven gehouden en daar valt het zo maar uit de voering. Neemt u het mij alstublieft niet kwalijk. Ik eh… Ja, ’t is gebeurd. Dus u kunt me doorstrepen. Eh, ja. ’t Is terecht. Goedemiddag.’

woensdag 8 juli 2015

Literator of smartlappenkoning?

Eric Steiner & Co geen hobbybedrijf, maar een serieuze zaak.
Literatuur schrijven is voor mij geen uit de hand gelopen hobby. Literatuur schrijven is voor mij een serieuze zaak. En wanneer ik mijn schrijven serieus neem, dan zal ik er zo langzamerhand toch eens voor moeten zorgen dat het een en ander bij een uitgever terechtkomt en uitgegeven wordt. Een serieuze schrijver wil gelezen worden.

Is er een alternatief?
Mochten uitgevers geen heil in mijn manuscripten zien - bijvoorbeeld omdat ze het geen literatuur vinden, of juist te literair, of te vaag, te toegankelijk, of te weinig origineel, of juist te origineel – kortom: mocht het me in de literatuur niet lukken, dan toch zeker wel als smartlappenkoning?



SAMEN MET JOU

HIJ:
O, mijn liefste – ‘k was zo alleen
Want van mij houden deed er geen een
‘k Liep van het kastje naar de muur
Ja, heel mijn leven richtte zich op dat uur
Waarin jij zo maar kwam in mijn leven
En mijn benen begonnen te beven.

O, o
De wereld was ellendig zonder jou

ZIJ
O, mijn beertje hou mij vast
Dan heb ik van d’ eenzaamheid minder last
Dan zit het leven gans weer mee
En doen we alles samen met zijn twee
Ik drink de port en jij de wijn
Oh, mijn liefste – ‘t is toch zo heerlijk om saam’ te zijn

SAMEN
O, o
De wereld is prachtig samen met jou

ZIJ
Ach, mijn schat – ‘k ben toch zo blij verrast
Omdat jij altijd op mij past
Dat ik geen dure inkopen doe
Ja, jij bent mijn grote goeroe
Maar heus, al ben ‘k verliefd - ik verafgood je niet
’t Is enkel de wereld die ’t anders ziet

O, o
De wereld is ellendig zonder jou

HIJ, ZIJ en SAMEN
Ach, mijn schat – ‘t is toch zo fijn
Om met jou in regen of zon te zijn
Nu zit het leven weer mee
We doen alles samen met zijn twee
Jij doet de was en ik kijk teevee
Ja, alles – alles zit met ons mee
Zit met ons mee
Met ons mee
Mee
Ga je mee?[
Goed, dan nog een keer:

O, o!
De wereld is prachtig samen met jou! 

woensdag 1 juli 2015

Tovenaar op het ijs

Met een hittegolf in het vooruitzicht en om u een koel hoofd te bezorgen, breng ik december 2010 even in de herinnering.

Uitgesteld etentje
Ik heb een eetafspraak met Frank en Simone en ik heb geen zin om af te zeggen. Dat hebben we al drie keer gedaan. Vanwege het weer.
Voor mijn huis valt het mee en een heel eind verderop kan ik nog steeds redelijk fietsten, maar ik moet wel voorzichtig zijn. 
Het is koud. Goed dat ik een muts over mijn hoofd heb geschoven en mijn neus en mond heb verstopt achter een wollen das die drie keer om mijn hals en hoofd gaat en dan pas in mijn windjack verdwijnt.

Glibberwoede
Achter het station begint het. De zijstraat die ik in moet, is één grote hoop glooiend en ribbelig ijs. Toch maar proberen. Lopend, met mijn fiets aan de hand.
Halverwege besluit ik om terug te keren naar de straat achter het station, want ik wil niet onderuit gaan.
Ik probeer de volgende zijstraat. Voetje voor voetje. Na twintig meter roep ik in mijn zuiverste Gronings uit: ‘Het is toch niet te geloven!’

Intermezzo
Ik mompel, zeg of roep dit wel vaker. Niet al te vaak. Maar mocht ik ooit dement worden, dan kun je er bijna vanuit gaan dat dit mijn stopzin zal zijn.

De aanhouder?
Ik schuifel weer terug naar de straat achter het station. Zal ik het opgeven en af bellen? Maar ik heb geen zin om de hele avond thuis te zitten kniezen. Nee, ik zet door.
Pas veertig meter verderop is er een brede zijstraat die ik tot op ¾e van zijn lengte in kan fietsen. Daarna moet ik mijn tocht weer lopend vervolgen.

In de ijszee.
Vreemd: voor het huis van Frank en Simone, voor het hele blok van vier woningen, is het trottoir nagenoeg sneeuw- en ijsvrij. De straat zelf is één grote ijszee. Die oversteken, dat blijkt het zwaarste onderdeel van mijn onderneming te zijn.

Luifels zijn goed.
‘Nou,’ zeg ik, nadat ik bij de open haard heb plaatsgenomen, ‘jullie hebben ten minste jullie straatje geveegd.’
Frank en Simone kijken me vreemd aan. ‘We hebben helemaal niets aangeveegd,’ zegt Frank. En nadenkend stelt hij vast dat het moet komen van de uitstekende luifel, de grootste in de hele buurt. Daardoor is er op hun trottoir geen sneeuw gevallen.

Sombere vooruitzichten.
Terwijl we aan tafel zijn gaan, voorspelt de tv regen. Voor de provincie Gelderland is al een waarschuwing voor extreme gladheid.
‘Als het gaat regenen, ben ik weg,’ zeg ik.
‘Als het gaat regenen, ben je te laat,’ zegt Frank.

Gezelligheid verpestende angsten.
Ik besluit mijn gezellig avondje bij Frank en Simone niet te laten verpesten door mijn angsten. Ook daarom is het al ver over twaalven, wanneer ik weer naar buiten stap. De lucht is vochtig. Simone zegt: ‘Als het niet lukt, dan kom je terug en overnacht je bij ons op de bank.’

Langzaam, langzaam.
Ik draai mij om naar het huis van Frank en Simone. Het is minstens tien minuten geleden dat ik afscheid van hen heb genomen en ik schat dat ik slechts vijftien meter heb afgelegd.
Ik sta op het punt om de grote ijszee over te steken. Op de hoek van de straat zijn net een man en een vrouw uit een auto gestapt. De man vraagt of ze mij kunnen helpen.

Helpende hand.
De vrouw neemt mijn fiets en de man biedt mij zijn arm aan.
‘U hoeft zich geen zorgen te maken,’ zegt de vrouw. ‘Zo heeft hij mij de afgelopen weken ook geholpen.’
Vijf minuten later zijn we op veiliger ondergrond gekomen. Ik doe mijn rechter handschoen uit en druk hun de hand. We maken onze namen bekend.
‘Merlijn,’ zegt de man. ‘De tovenaar.’
Ik zeg dat ik nu begin te begrijpen waarom er hier zoveel ijs ligt.

woensdag 24 juni 2015

Over mythevorming in een biografische roman - deel IV

Het project voortzetting roman ‘De behouden stilte’ was meteen na de start weer tot stilstand gekomen, nadat ik had ontdekt dat een anekdote over mijn vader onmogelijk op waarheid kon berusten. Die anekdote luidde: Mijn vader kon heel goed leren, maar hij werd van school gehaald om te gaan werken nadat zijn eigen vader overleden was.

Naar een nieuwe, meer realistische mythevorming.

Het meest waarschijnlijke
Dat kinderen van school gehaald werden om in het veen te gaan werken, was een dikke honderd jaar geleden en verder terug niet ongewoon. Pas in 1901 werd het wettelijk verplicht, kinderen tot hun twaalfde onderwijs te laten volgen. Daarna was het de keus aan de ouders.
Als je arm bent, dan zet je ieder gezinslid in om brood op de plank te krijgen. Het is dus het meest waarschijnlijke dat mijn vader vanaf zijn twaalfde verjaardag (27 januari) en dus halverwege zijn zesde schooljaar in het veen is gaan werken. Zijn oudere broer en zussen waren hem daarin al voorgegaan.

Zo dicht mogelijk bij de waarheid
Ik wil in ‘De behouden stilte’ zo dicht mogelijk bij de waarheid blijven. Anders mag ik het geen biografische roman noemen. In mijn vorige blogs berichte ik dat in ieder geval één anekdote over mijn vader niet helemaal klopte. Daar was ik achter gekomen na een klein stamboomonderzoek. Naar aanleiding van dat stamboomonderzoek zal ik een aantal zaken in de roman moet wijzigen.
Na die wijziging zal mijn vader niet langer meer de oudste van het gezin zijn, maar de jongste. Mijn opa overlijdt niet als mijn vader een jaar of dertien is, maar pas als mijn vader negentien is. Conform de waarheid.

Aan de slag!
Nu ik ook dankzij het stamboomonderzoek weet hoeveel broers en zussen mijn vader heeft gehad en wanneer die zijn geboren, kan ik eindelijk aan de slag gaan met de eerste veen scène.
Ik ben al begonnen.