woensdag 29 juli 2015

Zomerschrijfrust

In een eerdere blog heb ik al eens aangegeven dat mijn katten de baas zijn. Ze willen niet dat ik schrijf, ze willen aandacht. Als ze geen aandacht krijgen, gaan ze lekker zitten etteren.

Ze wisselen elkaar af. Om buurten zitten ze te miauwen, om de hoek van een fauteuil, zodat ze weg kunnen rennen voordat ik ze heb opgepakt om ze naar de slaapkamer te brengen. Dat werkte een hele tijd, een verblijf in de slaapkamer. Maar helaas, ze pikken het niet langer. Ze miauwen de hele buurt bij elkaar. Dus dan maar weer terug naar de kamer.

Weldra zitten ze als vanouds om beurten om de hoek van de fauteuil. Laat ze maar miauwen. Gewoon niet op reageren. En als ze op mijn bureau springen, gewoon hun gang laten gaan. Laat ze maar op mijn aantekeningen neerploffen. Laat ze maar voor mijn beeldscherm heen en weer lopen. Laat ze maar stilstaan met een staart zwaaiend voor mijn ogen of gevleid tegen een van mijn neusflanken. Gewoon niet op reageren. En zie eens wat er na twee dagen gebeurt:


Nog even en ze slapen. Dan kan ik eindelijk in alle rust verder met schrijven.


woensdag 15 juli 2015

Antwoordapparaat

Thuis stonden mij twee verrassingen te wachten:

Eerste ingesproken bericht:
‘Meneer, u spreekt met mevrouw Kuitenbrijer, Luigi Pirandelloplein 341. Ik ben zo even bij u in de zaak geweest. Ik heb er haakjes en een vingerhoedje gekocht, die u voor mij zo netjes in een pakje borg. En nou heb ik het bij u laten liggen... Ik wacht uw telefoontje even af, en anders kom ik het halen. Dank u wel. …O, wacht! Mijn telefoonnummer is… Mijn telefoonnummer…[legt hoorn neer, neemt even later hoorn weer op, noemt telefoonnummer en zegt:] Ik wacht uw telefoon, ik wacht het af.’

tweede ingesproken bericht:
‘Meneer… Ik spreek toch met de firma Eric Steiner & Co, speciaalzaak in naaigarnituur? Hier nog even mevrouw Kuitenbrijer, Luigi Pirandelloplein 341. Ik durf u haast niet te bellen. Want dat pakje waar ik het over had, is zo verschrikkelijk klein. Nou heb ik mijn tas ondersteboven gehouden en daar valt het zo maar uit de voering. Neemt u het mij alstublieft niet kwalijk. Ik eh… Ja, ’t is gebeurd. Dus u kunt me doorstrepen. Eh, ja. ’t Is terecht. Goedemiddag.’

woensdag 8 juli 2015

Literator of smartlappenkoning?

Eric Steiner & Co geen hobbybedrijf, maar een serieuze zaak.
Literatuur schrijven is voor mij geen uit de hand gelopen hobby. Literatuur schrijven is voor mij een serieuze zaak. En wanneer ik mijn schrijven serieus neem, dan zal ik er zo langzamerhand toch eens voor moeten zorgen dat het een en ander bij een uitgever terechtkomt en uitgegeven wordt. Een serieuze schrijver wil gelezen worden.

Is er een alternatief?
Mochten uitgevers geen heil in mijn manuscripten zien - bijvoorbeeld omdat ze het geen literatuur vinden, of juist te literair, of te vaag, te toegankelijk, of te weinig origineel, of juist te origineel – kortom: mocht het me in de literatuur niet lukken, dan toch zeker wel als smartlappenkoning?



SAMEN MET JOU

HIJ:
O, mijn liefste – ‘k was zo alleen
Want van mij houden deed er geen een
‘k Liep van het kastje naar de muur
Ja, heel mijn leven richtte zich op dat uur
Waarin jij zo maar kwam in mijn leven
En mijn benen begonnen te beven.

O, o
De wereld was ellendig zonder jou

ZIJ
O, mijn beertje hou mij vast
Dan heb ik van d’ eenzaamheid minder last
Dan zit het leven gans weer mee
En doen we alles samen met zijn twee
Ik drink de port en jij de wijn
Oh, mijn liefste – ‘t is toch zo heerlijk om saam’ te zijn

SAMEN
O, o
De wereld is prachtig samen met jou

ZIJ
Ach, mijn schat – ‘k ben toch zo blij verrast
Omdat jij altijd op mij past
Dat ik geen dure inkopen doe
Ja, jij bent mijn grote goeroe
Maar heus, al ben ‘k verliefd - ik verafgood je niet
’t Is enkel de wereld die ’t anders ziet

O, o
De wereld is ellendig zonder jou

HIJ, ZIJ en SAMEN
Ach, mijn schat – ‘t is toch zo fijn
Om met jou in regen of zon te zijn
Nu zit het leven weer mee
We doen alles samen met zijn twee
Jij doet de was en ik kijk teevee
Ja, alles – alles zit met ons mee
Zit met ons mee
Met ons mee
Mee
Ga je mee?[
Goed, dan nog een keer:

O, o!
De wereld is prachtig samen met jou! 

woensdag 1 juli 2015

Tovenaar op het ijs

Met een hittegolf in het vooruitzicht en om u een koel hoofd te bezorgen, breng ik december 2010 even in de herinnering.

Uitgesteld etentje
Ik heb een eetafspraak met Frank en Simone en ik heb geen zin om af te zeggen. Dat hebben we al drie keer gedaan. Vanwege het weer.
Voor mijn huis valt het mee en een heel eind verderop kan ik nog steeds redelijk fietsten, maar ik moet wel voorzichtig zijn. 
Het is koud. Goed dat ik een muts over mijn hoofd heb geschoven en mijn neus en mond heb verstopt achter een wollen das die drie keer om mijn hals en hoofd gaat en dan pas in mijn windjack verdwijnt.

Glibberwoede
Achter het station begint het. De zijstraat die ik in moet, is één grote hoop glooiend en ribbelig ijs. Toch maar proberen. Lopend, met mijn fiets aan de hand.
Halverwege besluit ik om terug te keren naar de straat achter het station, want ik wil niet onderuit gaan.
Ik probeer de volgende zijstraat. Voetje voor voetje. Na twintig meter roep ik in mijn zuiverste Gronings uit: ‘Het is toch niet te geloven!’

Intermezzo
Ik mompel, zeg of roep dit wel vaker. Niet al te vaak. Maar mocht ik ooit dement worden, dan kun je er bijna vanuit gaan dat dit mijn stopzin zal zijn.

De aanhouder?
Ik schuifel weer terug naar de straat achter het station. Zal ik het opgeven en af bellen? Maar ik heb geen zin om de hele avond thuis te zitten kniezen. Nee, ik zet door.
Pas veertig meter verderop is er een brede zijstraat die ik tot op ¾e van zijn lengte in kan fietsen. Daarna moet ik mijn tocht weer lopend vervolgen.

In de ijszee.
Vreemd: voor het huis van Frank en Simone, voor het hele blok van vier woningen, is het trottoir nagenoeg sneeuw- en ijsvrij. De straat zelf is één grote ijszee. Die oversteken, dat blijkt het zwaarste onderdeel van mijn onderneming te zijn.

Luifels zijn goed.
‘Nou,’ zeg ik, nadat ik bij de open haard heb plaatsgenomen, ‘jullie hebben ten minste jullie straatje geveegd.’
Frank en Simone kijken me vreemd aan. ‘We hebben helemaal niets aangeveegd,’ zegt Frank. En nadenkend stelt hij vast dat het moet komen van de uitstekende luifel, de grootste in de hele buurt. Daardoor is er op hun trottoir geen sneeuw gevallen.

Sombere vooruitzichten.
Terwijl we aan tafel zijn gaan, voorspelt de tv regen. Voor de provincie Gelderland is al een waarschuwing voor extreme gladheid.
‘Als het gaat regenen, ben ik weg,’ zeg ik.
‘Als het gaat regenen, ben je te laat,’ zegt Frank.

Gezelligheid verpestende angsten.
Ik besluit mijn gezellig avondje bij Frank en Simone niet te laten verpesten door mijn angsten. Ook daarom is het al ver over twaalven, wanneer ik weer naar buiten stap. De lucht is vochtig. Simone zegt: ‘Als het niet lukt, dan kom je terug en overnacht je bij ons op de bank.’

Langzaam, langzaam.
Ik draai mij om naar het huis van Frank en Simone. Het is minstens tien minuten geleden dat ik afscheid van hen heb genomen en ik schat dat ik slechts vijftien meter heb afgelegd.
Ik sta op het punt om de grote ijszee over te steken. Op de hoek van de straat zijn net een man en een vrouw uit een auto gestapt. De man vraagt of ze mij kunnen helpen.

Helpende hand.
De vrouw neemt mijn fiets en de man biedt mij zijn arm aan.
‘U hoeft zich geen zorgen te maken,’ zegt de vrouw. ‘Zo heeft hij mij de afgelopen weken ook geholpen.’
Vijf minuten later zijn we op veiliger ondergrond gekomen. Ik doe mijn rechter handschoen uit en druk hun de hand. We maken onze namen bekend.
‘Merlijn,’ zegt de man. ‘De tovenaar.’
Ik zeg dat ik nu begin te begrijpen waarom er hier zoveel ijs ligt.