Jarig
Afgelopen zaterdag was ik op een verjaardagsfeest, waar een
van de gasten de vraag liet rondgaan: ‘Wat doe jij op Koningsdag?’
De man rechts van mij bleek op 30 april jarig te zijn
en was van plan om met zijn kinderen naar Amsterdam te gaan, net zoals hij dat
precies 33 jaar geleden met de kroning van Beatrix ook gedaan had, maar dan
zonder kinderen, want die bestonden toen nog niet.
‘En waar was je toen?’ vroeg ik. ‘Op de Blauwbrug?’
‘Nee, nee,’ glunderde hij. Wel had hij de avond er voor
in een kraakpand overnacht, maar hij had niet met de acties meegedaan. Hij was royalist. ‘Kijk maar.’ Hij ritste zijn vest open. Daaronder
zat een oranje overhemd. ‘Ik heb hem al een paar dagen aan,’ zei hij trots. ‘En
ik zal hem aanhouden tot Koningsdag voorbij is.’
Op De Dam in oranje overhemd.
‘En daarmee ga je op De Dam staan?’ vroeg de vrouw recht
tegenover mij.
‘Op De Dam!’ riep de man uit. ‘Nee,
nee, dat is me veel te druk.’ Hij wilde gewoon ergens in de stad de sfeer gaan proeven,
net zoals hij dat 33 jaar geleden ook gedaan had. Hij zou wel zien,
waar.
‘Zonde,’ opperde de vrouw recht tegenover. ‘Het kan
zo leuk voor de kinderen zijn.’
‘Mijn kinderen zijn veertien en negentien.
Die hoeven ze echt niet meer te zien, hoor. Trouwens wat zie je nou. Op De Dam.
Daarvoor is het toch veel te vol?’
Magische wereld.
De vrouw recht tegenover vervolgde: ‘Mijn kinderen zijn
vier en zeven. Die zouden het geweldig gevonden hebben. Die leven nog echt in
een magische wereld. Voor hen is het een sprookje wat er dinsdag gebeuren gaat.
Een echte koning die gekroond wordt en die dan met zijn vrouw en Beatrix op het
balkon komt staan. Ikzelf heb ze maar één keer in mijn leven in het echt
gezien. Dat was toch zo’n vreemde ervaring, zo onwerkelijk. Dat die Gouden Koets
vlak voor je neus langs komt en dat zij daar dan in zitten, dat je ze kan zien
zwaaien naar je.’
‘Alsof een wassen beeldenmuseum tot leven komt,’ zei
ik. ‘Het is misschien nog wel onwerkelijker dan een popster vlak voor je neus zien optreden.’
‘En wat ga jij met Koningsdag doen,’ vroeg de man rechts
van mij.
‘Ik?’ zei ik. ‘Ik geloof dat ik dan voor de tv overhemden
ga strijken, want ik heb eindelijk werk gevonden. Meteen de dag daarop begin
ik.’