dinsdag 12 december 2017

In een opwelling – romanfragment uit ‘De IJskoning’


Van opzij en met veel wit in het rechterdeel van haar ooghoeken, keek Zita naar me op. Al die expressies in haar gezicht, hoe snel ze elkaar verdrongen. Verwarring - boosheid - verbazing. En toen verscheen er langzaam een glimlach om haar lippen. Haar hoofd ging omhoog, haar lange wimpers daalden. Haar neus en lippen kwamen dichterbij. Ik kuste haar opnieuw. Ja, ik had haar gekust, in een opwelling. Ze was iets uitgebreid, op haar omslachtige manier aan het vertellen, mijn geduld raakte op en toen kuste ik haar. En niet eerst op haar wang, nee: direct op haar mond. En nu kuste ik haar voor de tweede keer. Ik wilde het helemaal doorleven. Maar de hele tijd dacht ik: nu kus ik haar - nu kus ik haar. Hoe moet ik haar kussen?

Ik voelde haar armen om mijn hals. Had ze gemerkt wat voor woekerende gedachten er tijdens het kussen in mijn hoofd waren gaan rondspoken? Nee, haar ogen straalden. Ze streelde mijn overhemd, van de elleboogholte naar mijn hand en zei: ‘Laten we een eind gaan fietsen.’

Ze deed vrolijk en gek. We gingen naar de tennisbaan. Na onze warming-ups sloeg ik de bal als het even kon zo hoog en hard mogelijk van mij af dat ze zich extra zou moeten inspannen. Er verschenen zweetplekken onder haar oksels, maar ze bleef plezier houden in het zwaaien met het tennisracket. Ik begon nog harder te slaan, heel gericht.
‘Auw!’ De bal was tegen haar hoofd gepetst. Ik liep naar haar toe. ‘Dat was bijna in m’n oog, man!’
‘Laat eens zien.’
‘Nee!’
Ze hield haar hand stevig tegen haar slaap, ik moest hem wegtrekken. Ik legde een kus op haar slaap. Wéér een kus. En zei: ‘Nu wordt het zeker geen blauwe plek meer.’

maandag 4 december 2017

De National Novel Writing Month 2017 – de finish



Donderdag, 30 november 2017 was het dan zover. Tussen half twaalf en half een heb ik nog een flink aantal woorden aan mijn roman ‘Gesprekken met mijn  moeder’ toegevoegd, o.a. een scene waarin mijn moeder als kind mij rondleidt in de buurt waar ze heeft gewoond.
Vervolgens heb ik de hele tekst ge-upload naar de NaNoWriMo site, om daar door een computer het totaal aantal woorden te laten tellen en zo toegang te kunnen krijgen tot mijn certificaten. Want die heb ik met 57523 woorden ruimschoots verdiend.


Deze Nanowrimo festijn had geen dag langer mogen duren. Want terwijl ik een beetje zat te genieten van het feit dat ik het ook dit jaar heb gehaald, overviel mij regelmatig een flinke niesbui. Ja, ik werd die dag verkouden. Ik ben er nog niet helemaal van hersteld. Daarom houd ik het deze keer kort.

Meer weten over de zin en onzin van de National Novel Writing Month? Lees dan: ‘Dertig dagen rammen’


maandag 13 november 2017

De National Novel Writing Month – dag 13



Totaalscore en vooruitzichten
We zijn bijna halverwege. Uit bovenstaand statistiek, afkomstig van mijn 'personal NanNoWriMo site', valt af te leiden dat ik goed bezig ben. Vanmiddag om drie uur stond de totaalscore op 25.059 woorden. Wanneer er niets tussen komt – een verkoudheid, een ontvoering of zelfs een ramp van wereldformaat, waar ik vooralsnog niet vanuit ga – zal ik zeker de 50.000 woorden halen en mijzelf aan het eind van de maand, samen met miljoenen andere National Novel Writing Month deelnemers, een winnaar mogen noemen.

Kwantiteit en kwaliteit
Ik heb het al eerder aangekaart: bij het schrijven van de National Novel Writing Month roman gaat het niet om de kwaliteit, maar om de kwantiteit.
Toch zullen lezers nieuwsgierig zijn naar wat er tot nu toe zoal aan interessants en minder interessants is geproduceerd.

Daarom hieronder het begin van de eerste alinea, zoals geschreven op 1 november:

De notities die ik in de dagen en maanden na mijn moeders overlijden heb gemaakt, ben ik kwijt en tijdens het zoeken er naar heb ik mijn rug geblesseerd. Alsof mijn moeder vanuit het hiernamaals wilde zeggen: laat toch rusten. Maar ik kan het niet laten rusten. Ik lijk te veel op mijn moeder, door haar beter te leren begrijpen, hoop ik mijzelf ook beter te leren begrijpen.

En een fragment van wat ik vandaag geschreven heb(, als monologue intérieur van mijn moeder op veertien jarige leeftijd):

Ik zit mezelf ook wel eens af te vragen waarom ik maar zo weinig eten verdragen kan, maar ik heb het er met niemand over. Mama wel. Tenminste ik verdenk haar ervan dat ze mijn slechte eetgewoontes met een van haar zussen - mijn lievelingstante nog wel - heeft besproken, want die liet zich op een middag ontvallen dat ik wel eens een beetje ijdel zou kunnen zijn, dat ik misschien wel zo weinig eet omdat ik net zo slank en knap als mijn drie zussen wil worden. Ja, ik weet het, ik ben niet de knapste. Maar ijdel?
Blij toe dat papa op dat moment niet thuis was, anders zou hij zeker weer iets uit de Bijbel hebben aangehaald, of mij en mijn drie zussen de eerstvolgende zondagmiddag rondom zijn harmonium hebben bijeengeroepen om samen een lied aan te heffen over zonde en berouw.



maandag 6 november 2017

National Novel Writing Month 2017


Dit jaar doe ik voor de zesde keer mee met de NationalNovel Writing Month. Dat betekent dat ik zal proberen een eerste versie van een roman van minstens 50.000 woorden te schrijven, en dat in dertig dagen tijd.

Was de eerste keer nog het onderwerp het leven van mijn vader, wat resulteerde in de allereerste en aller ruwste versie van ‘De Behouden Stilte’ – nu zal het gaan over het leven van mijn moeder.

Ik had al veel eerder over haar willen schrijven, een paar maanden na haar overlijden in 1996. Maar ik ben toen niet verder gekomen dan anderhalve bladzijde. Het was allemaal nog te dichtbij.

En nu is de afstand zo groot, zullen sommigen denken, dat het moeilijk wordt om al die herinneringen weer naar boven te halen.
Dat hoeft niet. Wanneer je in de tegenwoordige tijd schrijft en voor het grootste deel het principe van Show, don’t tell hanteert, heb je al veel gewonnen. Schrijven alsof je het nu beleeft.

De vooruitzichten zijn goed. Dit is nog maar dag zes en mijn manuscript bevatte gisteravond 8516 woorden. Dat is precies op schema. Dat betekent niet, even lui achterover hangen. Nee, meteen weer aan de slag.

zaterdag 28 oktober 2017

Ik zou maar uitkijken als ik jou was – romanfragment uit ‘De IJskoning’


Ik zette mijn fiets tegen de zijwand van de abri en ging naast Caspar zitten. Terwijl hij naar de overkant van de straat tuurde, verscheen er een grijns over zijn gezicht.
‘Je helpt haar dus met Engels les.’ Hij draaide zijn hoofd naar me toe. ‘Ben je al met haar naar de bioscoop geweest? Nee? Dan hebben jullie het dus ook nog niet gedaan.’
‘Wat is dat voor onzin.’
‘Dat is gewoon zo, Patrick. Echt, je kunt pas samen naar de bioscoop wanneer je met elkaar naar bed bent geweest.’ Met een duistere blik voegde hij er aan toe: ‘Ik zou maar uitkijken als ik jou was.’
Ik sprong overeind. ‘Je begint al net zo te zeuren als mijn moeder! Nooit – nooit zal ik proberen om haar te versieren. Meisjes. Ze maken je volwassen. En dat is wel het laatste wat ik wil: volwassen worden. Op mijn eenentwintigste zal ik de jaren omkeren, Caspar. Ja, vanaf mijn eenentwintigste zal ik weer negentien, zeventien, zestien, tien, vijf en vier worden. Om - om ten slotte helemaal op te kunnen gaan, op te gaan in het niets.’
‘En de Nobelprijs die je later zo graag wilde winnen?’ vroeg hij koel. ‘Terug naar de baarmoeder dus.’
Hij haalde zijn broodtrommeltje tevoorschijn en zette zijn tanden in een dubbele boterham met gebakken ei. Ik nam weer naast hem plaats, met de handen in mijn jaszakken en de blik op de uiteinden van mijn gestrekte benen.
‘Heus: Ik wil haar alleen maar helpen. Haar uitspraak is miserabel.’
‘Ik betwijfel of je wel zo zeker van je eigen overtuiging bent, Patrick. Laat ik je daarom een tip geven. Wanneer zij te dicht bij je komt, die Zita Rozenmond: weet je wat je dan moet doen? Beginnen over de dood.’

zondag 15 oktober 2017

Als kleuter achterover vallen



Maysha onder het mes - reprise
Vandaag achtte ik het operatielitteken voor genezen en heb ik het kapje van Maysha’s hoofd verwijderd. Kateigen vleide zij zich dankbaar neer op mijn borst, nadat ik op de bank was gaan liggen. Eind goed, al goed.

Bruggetje – van katten naar honden
Bij mijn ouders thuis hadden we ook katten, maar mijn vroegste herinneringen met betrekking tot huisdieren voeren terug naar honden.
Minstens drie hebben wij er gehad, na elkaar. De laatste was een herdershond die een paar keer een postbode in de hand dreigde te bijten en dat vervolgens ook een keer gedaan heeft. Toen moest mijn vader hem weg doen en brak bij ons thuis het honden-loze tijdperk aan.

Max
Het scherpst staat mij Max bij. Max was speels. Een beetje al te speels, want een keer sprong hij tegen mij op en duwde hij mij achterover tegen de vlakte. Dat was de eerste keer in mijn leven dat ik – een kleuter nog - mijn bewustzijn verloor.

Beddenspreiscene
In mijn bedje kwam ik weer tot bewustzijn. Er lag een gehaakte beddensprei over mij heen, tot over mijn hoofd zodat ik geen last zou hebben van de vliegen. Door de gaatjes van de sprei heen zag ik mijn moeder naderen. Ze vroeg of ik wat eten wilde.
Ik schijn toen naar iets als rode bessen te hebben gevraagd. Maar toen mijn moeder weer terug gekomen was om mij een schaaltje op te voeren, was ik al weer vertrokken naar dromenland.

Intermezzo - Over de waarheidsgetrouwheid van herinneringen
Zeker weet ik het niet, of het zo in werkelijkheid is gebeurd. Misschien heb ik in de loop der jaren twee gebeurtenissen samengevoegd. Zoals Cees Nooteboom al in zijn roman Rituelen’ schreef: ‘Herinnering is als een hond die gaat liggen waar hij wil.’

Alternatieve beddenspreiscene
Het kan dus zijn dat mijn hierboven beschreven ontwaken volkomen los staat van mijn onder het gewicht van Max achterover op de grond vallen. Mijn ontwaken, inclusief verlangen naar rode bessen, kan ook hebben plaatsgevonden tijdens een kinderenziekte, bijvoorbeeld de pokken of de mazelen, rodehond.

zondag 8 oktober 2017

Maysha onder het mes II


Herstel
Maysha sprong die ochtend op mijn bed, alsof ze de dag ervoor helemaal niet onder het mes was geweest. Meteen kweet ze zich van haar taak, zoals ze dat sinds de dood van haar broertje had gedaan: ‘Kom op joh! Opstaan! Ik wil eten. Daarna mag je de dingen doen die je van plan was te doen. Maar niet te lang, want ik heb veel aandacht nodig.’
Ja, ze was weer helemaal de oude. Nu nog het resultaat van het weefselonderzoek afwachten. Over een paar dagen zou dit bekend zijn.

Uitslag
De assistente verbond me door naar de dierenarts. Ze haalde er de gegevens bij en zei dat het bultje een cyste was, van onschuldige aard, maar het was wel verstandig om die te hebben verwijderd. Als ze het had laten zitten, kon het zich opvullen met lucht of vocht en zou Maysha er op den duur steeds meer last van gekregen hebben.
Ik bedankte de dierenarts voor de geleverde diensten en maakte met de assistente een afspraak voor het verwijderen van de hechting.

Hechtingen
Tien dagen na de operatie was het zover. Het verwijderen van de hechtingen zou gedaan worden door twee dierenartsassistentes, maar die haalden al snel mijn intussen van vakantie teruggekeerde vaste dierenarts erbij, omdat Maysha niet echt wilde meewerken.
Hij bekeek de operatieplek, vond dat die nog niet goed genoeg genezen was en vroeg: ‘Waarom heeft ze geen kapje om gehad?’
‘Dat heeft uw collega afgeraden,’ antwoordde ik. ‘Een kapje zou langs de hechtingen gaan schuren. Daarom heeft ze een hesje aangekregen om de wond te beschermen. Maar toen ze thuis was gekomen, bleek ze het hesje helemaal onder te hebben gepiest en toen heb ik het maar uitgedaan.’
‘Met het gevolg dat ze aan het operatielitteken heeft zitten krabben.’
‘O? Ik heb op aanraden van de assistente anders wel goed opgelet dat ze dat niet zou doen, krabben.’
‘Maar u kunt dat geen vierentwintig uur in de gaten te houden,’ zei mijn dierenarts. ‘U moet tenslotte ook nog boodschappen kunnen doen en de nacht slapend kunnen doorbrengen, nietwaar?’
Ik knikte.
Mijn dierenarts verwijderde de hechtingen. Een van de assistentes schoof alsnog een kapje over Maysha’s hoofd en gaf mij instructies hoe ik dit zelf kon doen, mocht het losraken. Minstens een week zou ze het om moeten houden om het litteken verder te kunnen laten genezen.

Zielig
Wat een zielig gezicht, hoe Maysha zich na thuiskomst de eerste uren voortbewoog. Ze liep langs de randen van de woonkamer en wist niet hoe ze langs een luidsprekerbox of tussen een tafel- en stoelpoot door moest komen, wanneer de uiteinden van het hoofdkapje haar tegenhielden.

Hechten
Pas de volgende dag wist ze haar weg redelijk te vinden en in de week daarop vond ze ook haar weg naar mij toe. Vaker en vaker. Want vanwege dat kapje om haar hals kon ze niet meer met haar voorpootjes langs haar snoet, snorharen en oren komen om die te wassen. Ze zal wel hebben gedacht: ‘Ik een kapje om? Dan jij mijn hele kop strelen tot ik voldaan op je borst kom liggen.’
Weldra begon ze te spinnen. En toen na een zucht het spinnen was opgehouden, wist ik dat ze in slaap viel, wegzonk naar dromenland om te vergeten wat haar de afgelopen tijd allemaal was overkomen.


zondag 1 oktober 2017

Maysha onder het mes




Vervanging
Mijn eigen dierenarts bleek op vakantie. Zijn vervanger was een vrouw met een benig en zakelijk gezicht, die echter meteen mijn wantrouwen wegnam zodra zij een hand op Maysha had gelegd en met blije ogen een gesprek met haar aanging.

Zorg
Ik was naar de dierenartsenpraktijk gekomen voor de jaarlijkse inenting tegen de katte- en niesziekte en om melding te maken van twee bultjes, eentje bij Maysha’s heup en eentje bij haar kaak.

Diagnose I
Het bultje bij de heup was een onschuldige wrat, het bultje bij de kaak baarde de dierenarts toch wat zorg. Het was te klein om er een monster uit te halen en zou in zijn geheel operatief verwijderd moeten worden en voor nader onderzoek naar een lab worden opgestuurd.

Rampscenario
Ik wilde de waarheid weten, maar ook weer niet. Het is denk ik voor iedereen een aanslag op het gemoed, als is komen vast te staan dat er iets ergs met je huisdier aan de hand is. Vooral als je ruim een jaar geleden je andere huisdier – in mijn geval Maysha’s broer Berlioz - hebt moeten laten inslapen.

Er niet omheen draaien
Ik vroeg de dierenarts op de vrouw af: ‘Kan het gaan om kanker?’

Diagnose II
Ze vertelde mij dat dit niet hoeft te zijn, maar dat het wel verstandig was om het bultje weg te halen, om de kans op het ontwikkelen van kanker of een andere aandoening zo klein mogelijk te houden.
Omdat Maysha net was ingeënt tegen de katte- en niesziekte en daardoor voorlopig minder weerbaar, werd de operatie voor over twee weken gepland.

Opname
De dag van de operatie brak aan. Natuurlijk was Maysha die ochtend haar vorig bezoek aan de dierenarts nog niet vergeten, voelde zij aan dat er iets op til was en liet zij zich moeilijker dan anders in de kattenmand gevangen zetten. Net als al de vorige keren, bracht een goede vriend ons in zijn auto naar de dierenartsenpraktijk.

Onder het mes
Ik wist dat Maysha na wat vooronderzoek rond een uur of elf onder het mes zou gaan. Rond een uur of twee zou de operatie zijn afgerond.
Rond een uur of twee was ik niet meer in staat om nog zinvolle handelingen te verrichten. In spanning wachtte ik het beloofde telefoontje van de dierenartsassistente af.

Bericht
Pas om half vier ging de telefoon en liet de dierenartsassistente mij weten dat Maysha de operatie goed had doorstaan en intussen ook flink wakker was geworden. Ik kon haar ophalen. Omdat ik afhankelijk was de goede vriend die tot vijf uur moest werken, gebeurde dit pas om half zes.

Minieme beweging
Flink wakker was Maysha allerminst. Duf en nat van transpiratie lag zij in haar celletje, kop op haar voorpootjes, nauwelijks in staat de ogen te openen. Ik dacht dat er een minieme beweging door heen ging toen ze mijn aanwezigheid bespeurde, maar dat kan ook de inbeelding van een schrijver zijn, of de verwaandheid van een dierenliefhebber die de hele wereld wil laten weten hoeveel hij en zijn  huisdier wel om elkaar geven.

Hesje
De dierenartsassistente vertelde mij dat een pas geopereerde poes doorgaans een kapje om de hals krijgt, zodat zij niet aan de operatiehechtingen kan krabben, maar dat dit in het geval van Maysha weinig zinvol was, omdat de rand van het kapje langs de hechtingen zou kunnen gaan schuren. Daarom deed zij Maysha - het arme dier liet voor het eerst iets van zich horen, ze begon te grommen - een hesje aan, dat goed om haar hals sloot en rond de achterpootjes werd dichtgeknoopt. Ik moest maar zien of het zo zou gaan. Anders moest ik het maar weer uit doen, en daarna wel goed in de gaten houden of ze niet aan de hechtingen gaat krabben.

Thuiskomst
Thuis uit het dierenmandje gekomen, bleek Maysha haar rechter voorpootje in het hesje te hebben teruggetrokken. Op drie pootjes wankel-huppelde zij de woonkamer in.
Ik nam haar op mijn schoot om haar voorpootje door het daarvoor bestemde gaatje terug naar buiten te schuiven en ontdekte dat zij de hele onderkant van het hesje had ondergepiest. Dat ging dus meteen maar weer uit.

Energie
De hele avond was Maysha duf en sliep ze veel. Als ze een eindje liep, leek ze dronken. Omdat ze nog geen energie had gevonden om haar vacht schoon te likken en ik voelde dat ze graag bij me wilde zijn, legde ik een handdoek over mijn bovenlichaam, ging ik op mijn bank liggen en tilde ik haar op mijn borst. Zo vielen wij beiden, doodop van deze spannende dag, in slaap.


(wordt vervolgd)

zondag 17 september 2017

Wat is dat voor vreemd wicht? - een romanfragment uit ‘De IJskoning’


De trap op
Telkens weer die kwelling als Zita voor mij de trap op ging. Steevast hield ik mijn blik op mijn buigende knieën en de treeplanken. Eén keer ging het bijna mis. Ik gleed uit over een minuscuul klein, maar uiterst glibberig speeltje, dat ik wel had waargenomen maar meteen weer was vergeten door de gedachten aan haar billen. Ik kon me nog net aan de trapleuning vastgrijpen.
Zita draaide zich naar me om. ‘Wat is er met jou aan de hand.’
Ik keek langs haar heupen regelrecht haar neusgaten in en zei: ‘Waarom moet jij altijd als eerste de trap op! Je weet toch dat mannen voor horen te gaan?’
‘Nee hoor,’ glimlachte ze. ‘Het is precies andersom. Want als een vrouw valt, dan kan de man haar opvangen.’
‘Maar dan moet ze wel een broek of een lange jurk dragen.’
‘Waarom?’
‘Denk toch eens even na.’
‘Nou zeg! Als jij er zo eentje bent, dan kun je net zo goed stoppen met mij bijles te geven. Dan ga ik maar niet over.’

Huiswerk maken
Op haar kamertje lagen de knuffelbeertjes gewoontegetrouw en netjes op ons te wachten. Zita liep linea recta naar de ramen om die te sluiten. Maar de treinen op het rangeerterrein, de spelende kinderen op straat, het lawaai van haar broertje en twee zusjes beneden - het ene na het andere geluid begon haar te irriteren. Ten slotte klapte ze haar studieboek dicht. ‘En nou wil ik ze ontmoeten, die ouders van je. Misschien kunnen we dan in ‘t vervolg ook bij jou ons huiswerk maken. ’t Is hier veel te rumoerig.’

Zita’s kennismaking met mijn ouders
Ze droeg een vlot paardenstaartje en complimenteerde mijn moeder met de macaronischotel. Die vond ze overheerlijk, vooral de daar overheen gespreide kipfiletblokjes in gekruide kaassaus. Hoe ze die toch wel klaar had gemaakt? De ogen van mijn moeder lichtten even op. Weldra vlogen er recepten over en weer, ze vergaten bijna verder te eten. Mijn vader en ik wierpen elkaar een blik toe. Vrouwen.
Hij boog zijn hoofd terug naar zijn bord, had tot nu toe amper zijn stem laten horen, alsof hij was dichtgeklapt, meteen al bij de handdruk toen ik haar aan hem had voorgeteld.

Gemeenschappelijke interesses
Zita en ik hielpen mijn moeder met de afwas. Die twee bleven er maar op los keuvelen. Naast de kookkunst ontdekten ze nog veel meer gemeenschappelijke interesses. Oosterse wijsheid, rustgevende aroma’s, de bezorgdheid om de natuur, het lot van de mens en vooral dat van de dieren. Zita raakte helemaal enthousiast, nadat mijn moeder had opgemerkt dat ze vroeger tijdens protestacties bontmantels had bespoten met gele verf, waarvoor ze nog een paar dagen in een politiecel had gezeten ook.

En dan nu: aan de bijles
Mijn moeder legde haar theedoek over de centrale verwarming te drogen, excuseerde zich en vertrok naar boven om te gaan mediteren. Zita en ik namen in de woonkamer aan het ronde leestafeltje plaats. Uit onze rugzakken trokken we The Tempest van Shakespeare tevoorschijn. Zita speelde met haar halskettinkje, glimlachte even. Met de boekenkast van mijn ouders achter haar en het ronde leestafeltje tussen ons in begon ze een stukje voor te lezen. Verderop sloeg mijn vader in zijn luie stoel de krant om.

Spanningen
Misschien was Zita met hem in de buurt een beetje zenuwachtig. Bepaalde uitspraken waarvan ik had gedacht dat ze die dankzij mij de afgelopen weken onder de knie had gekregen, wilden opeens niet meer lukken.
Mijn vader liep de kamer uit. Maar Zita bleef fout op fout maken. Ze werd er radeloos van. Om erger te voorkomen, herhaalde ik haar woorden in cockney. Ze moest er om lachen, ze ontspande zich en daarna ging het langzaamaan beter. Toen bleef ze opnieuw haperen bij een bepaald woord. Ik deed een Engelse aristocraat na. Ze grinnikte. Toen ze nóg een keer haperde, noemde ik het plantje tussen ons in slaapkamerverdriet, en ze kwam niet meer bij.

Verleidingen?
Ze knoopte haar vestje los, schoof haar armen er uit en vouwde het over haar stoelleuning heen. Ze ging verder met voorlezen en ik liet mijn blik over haar T-shirtje glijden, waarop het embleem van Green Peace stond afgedrukt.
‘Waar kijk jij naar?’
Ik haalde mijn schouders op en zei snel: ‘Dat is een mooi T-shirt. Ik vind überhaupt dat je vaak mooie kleren draagt.’
‘Dank je.’

Gloeiende oren
Het liep al tegen tienen toen ik haar naar huis had gebracht. Mijn vader merkte op: ‘Wat was dat nou voor vreemd wicht?’
Ik voelde mijn oren gloeien, maar ik hield mij in.

zaterdag 9 september 2017

Als kleuter alleen op pad


Het was het broeierig, moeder lag ziek op bed en een gezinsverzorgster deed het huishouden. Omdat ik – een kleuter nog - rond haar bleef zeuren dat ik me zo verveelde, stelde ze voor: ‘Waarom ga je niet fijn spelen met je buurjongen, Bertjan.’
‘Ik wil wel, maar het gaat onweren.’
‘Ach, welnee. Ga nu maar. Er komt heus geen onweer.’
‘Jawel.’
‘Nee, hoor. Ga alsjeblieft. Hier sta je mij alleen maar in de weg.’

Ik ging.
Het huis van Bertjan stond honderd meter verder het veld in. Boven mij namen de wolken steeds dreigender vormen aan.
Een eerste rommel. Een lichtflits.
Ik keek welk huis het dichtbij was. Dat was het huis van Bertjan. Met de angst in mijn kuiten versnelde ik mijn pas.
Weer een rommel, kort daarop gevolgd door een lichtflits. Een eerste druppel spatte op mijn gezicht.

In de voordeur van Bertjans huis verscheen een vrouw. Zijn moeder. Ze riep iets. Vanwege het gerommel verstond ik haar niet. Het leek wel of ze steeds weer hetzelfde zinnetje zei, een zinnetje van ongeveer vijf woorden.

Toen wachtte ze tot ik voor haar stond. Ze zei: ‘Bertjan is er niet.’
‘Maar mag ik dan nog wel blijven tot het onweer over is?’
‘Ja, hoor. Kom maar binnen. Dan krijg je van mij een beker chocolademelk tegen de schrik.’

woensdag 30 augustus 2017

Van kort verhaal naar volwaardige roman: ‘Eksteroog’ – deel VII



door
Sophia Désedan


Eén verbeterpunt uitgelicht: meer lichtheid

Pakken we de draad van de vorige aflevering van deze serie weer op. Omdat je meelezer je roman ‘Eksteroog’ nogal somber vond, ben je gaan kijken wat daaraan te verbeteren viel. Vertel.

Positieve wending aan het slot
Ja, vooral het eind vond zij naargeestig. Het heeft een tijdje geduurd, maar in een flits wist ik opeens hoe de roman een wat positiever slot te geven. Ik hoefde er slechts één laatste zin aan toe te voegen, waardoor er nog van alles mogelijk wordt voor mijn hoofdpersonage Reinier Verbriest. Maar dat ligt dus buiten de tekst van de roman, dat is aan de verbeelding van de lezer.

In Balans - meer ruggengraat
Vanuit die positieve slotzin ben ik aan de hele roman af en toe een zinnetje gaan toevoegen, waardoor de nadruk stukje bij beetje meer op de acceptatie van de ziekte is komen te liggen. Die weg naar acceptatie vormt nu samen met een ook op verzoek van mijn meelezer duidelijker weergegeven ontwikkeling van de ziekte waaraan Reinier Verbriest lijdt, een steviger ruggengraat.

In balans - meer lichtheid  I
Om meer lichtheid, een balans tussen lichtheid en somberheid te krijgen, heb ik verder nog wat meer voorvallen uit de jeugd van Reinier aan de roman toegevoegd. Grappige voorvallen en aangename ervaringen, die ook een soort toelichting vormen op hoe Reinier momenteel, als volwassene in het leven staat.

Intermezzo
Vraagt iemand om meer lichtheid in een roman, dan kijk ik allereerst naar de mogelijkheden binnen de roman zelf, naar de elementen. Wanneer je er buiten gaat zoeken, moet je er dus een element aan toevoegen, met het risico dat de roman veel te breed wordt.
Dus kijken binnen de tekst.

In balans – meer lichtheid II
In de vorige versie van deze roman staan ter wille van de lichtheid een paar scenes, waarin Reinier terugdenkt aan de vakantie die hij zeven jaar eerder samen met zijn ex vriendin Martha vierde op het Griekse eiland Kefalonia. De gedachten aan de zeegolven, de zon en de ‘aanwezigheid’ van zijn ex geven hem rust, leiden hem af van de zware dingen die hem met betrekking tot zijn ziekte te wachten staan.

Het lag allemaal zó voor de hand om dit Kefalonia-onderdeel ter wille van de lichtheid verder uit te breiden.

De Kefaloniahoofdstukken uitgelicht
Daarvoor moest ik heel wat research plegen. Pagina’s en pagina’s aan tekst plukte ik van het internet. Het meest interessante en meest relevante ervan zette ik om in eigen woorden, maakte ik geschikt voor de roman. Ik kwam uit op ruw materiaal voor vier hoofdstukken Kefalonia.

Die hoofdstukken mochten natuurlijk pertinent niet overkomen als vakantiedagboekverslagen. Vakantiedagboekverslagen horen niet in romans thuis. Nee, de Kefaloniahoofdstukken moesten met een al bestaand thema of element verweven worden.
Opnieuw hoofdbrekens.

En weer lag het plotseling zó voor de hand. Kefalonia. Dat is Griekenland. En wie Griekenland zegt, denkt aan Mythologie. Ik moest iets uit de Griekse mythologie zien te vinden, iets dat ik kon verbinden met een bestaand element of thema binnen de roman.


N.B.: ‘Eksteroogs diagnose’ heet tegenwoordig ‘De geschonken tijd’

donderdag 10 augustus 2017

Mijn alles en iedereen liefhebbende moeder – romanfragment uit ‘De IJskoning’


Beneden mij in de woonkamer bleek mijn moeders schreeuwen tegen mijn vader te zijn overgegaan in een jammerend huilen. In een razende zwaai bracht ik mijn handen naar mijn oren. Zo wil ik mijn moeder niet. Nee, ik wilde de moeder die met liefde en smaak het eten toebereidde. De moeder die op mijn vijftiende verjaardag in de lade van mijn bureau een pakje condooms had gelegd. Met een elastiekje had ze er een briefje omheen gewikkeld. Lieve Patrick. Je bent nu op een leeftijd gekomen dat je de dingen waar ik je over heb verteld zelf zult willen ervaren. Vandaar dit presentje. Je weet nu hoe het moet, dus doe het goed. Je liefhebbende moeder, Ellen.

Mijn alles en iedereen liefhebbende moeder. Ellen Vernooi-Hoogebeen. Ze zit daar diep beneden mij te janken. Maar ondertussen blijft ze geloven dat het ooit eens goed zal komen met haar, met haar man en met heel de mensheid hier op aarde. Je moet er wel iets voor doen.

Mijn moeder met teveel zorg en mysterie in haar hoofd. Te veel zorg en mysterie van vroeger. Je beweert dat je toen je een jaar of achttien was een trip had willen maken naar Goa, waar al zo veel hippies naartoe waren getrokken dat je het al bijna geen deelstaat van India meer kon noemen. Waarom ben je daar nooit geweest? Waarom ben je nooit verder gekomen dan bijna veertien jaar lang, elke zomer maar weer Joegoslavië-Joegoslavië-Joegoslavië en nog eens Joegoslavië, samen met mijn pappie en later ook met mij er bij?

Je beweert dat je in de Ban de Bom beweging gezeten hebt. Misschien was dat langer dan je lief was, want je eigen ouders hebben tegen je gezegd: ‘Jij hoort daar niet. Die atoombom heeft ons bevrijd van de Jappen. Die atoombom voorkomt een nieuwe oorlog.’ En toen ben je uit mededogen en verzet nog grotere en nog idiotere teksten op spandoeken gaan kladden. Samen met die pappie van mij. Tegen de oorlog in Vietnam. Tegen de onderdrukking in het Oostblok. Tegen alles.

Wat is er daarna van je terechtgekomen? Tegenwoordig ben je verdomme alleen nog maar donateur van Amnesty International en lid van Opzij en de VPRO-gids. Tegenwoordig zit je elke avond dertig minuten lang op de vloer van je hobbykamer met gevlochten benen te mediteren en ben je voor iedereen onbereikbaar. Fijne moeder is dat.

zaterdag 5 augustus 2017

Afscheid van Femmy


Dinsdag, 25 juli moesten wij afscheid nemen van onze collega schrijfster en goede vriendin Femmy Fijten. Eind mei was bij haar longkanker geconstateerd. Niemand kon bevroeden dat het daarna zo snel zou gaan.

Ik heb Femmy leren kennen via het Daretoo Schrijverscafé, een forum op LinkedIn. Het Schrijverscafé is er voor iedereen die iets met schrijven te maken heeft. We geven er elkaar o.a. tips, helpen bij de oplossing van een bepaald schrijfprobleem.
Sinds 2012 is er ook de mogelijkheid om elkaar korte verhaal schrijfopdrachten te geven, die dan door alle deelnemers kunnen worden beoordeeld c.q. van feedback voorzien.
Aanvankelijk gebeurde dit onder leiding van de initiatiefneemster: redacteur en schrijfcoach Marja Duin. Vanaf halverwege 2014 worden de schrijfopdrachten per toerbeurt door de deelnemers zelf gegeven en begeleid.

Een van die deelnemers was dus Femmy. Al snel schaarde zich een groepje van collega schrijvers rondom haar, waartoe ook ik mocht behoren. Samen vormden wij de harde kern van trouwe deelnemers aan de schrijfopdrachten, een harde kern die overigens gewoon blijft doorgroeien.

Misschien niet zo eens in de manier van schrijven, maar des te meer onze gedrevenheid, onze passie voor het schrijven van fictie, de vraag hoe een tekst in de meest ideale vorm te gieten, verbond en verbindt ons. Op een gegeven moment beoordeelden wij niet enkel onze invulling van de korte verhaal schrijfopdrachten, maar zelfs hele romans. Zo mocht ik dat samen met een van de andere schrijversgroepsleden doen voor Femmy’s tweede Indië roman ‘Vaarwel Soerabaja.’

Voor die harde kern van trouwe deelnemers aan de schrijfopdrachten kwamen de ziekte en het overlijden van Femmy als een schok. Ook ik voel mij door dit verlies persoonlijk geraakt. Niet alleen omdat zij de meelezer en grote beoordelaar was van mijn roman ‘De IJskoning.’

Femmy was met haar sprankelende persoonlijkheid een gedreven mens. Vol passie. Nog in haar laatste weken was zij bezig met het vervolmaken van haar derde Indië roman, die zeker ook gepubliceerd zal worden door haar uitgever.
Ook wilde ze nog graag mijn roman ‘Eksteroog’ lezen, ondanks het feit dat het over de ontwikkeling en verwerking van een ongeneselijke ziekte gaat.
Femmy heeft hem niet meer kunnen lezen. Op de avond dat ik meende dat hij goed genoeg was om hem naar haar op te sturen, ontving ik het bericht dat zij de dag ervoor was overleden.

Ik ben erg dankbaar dat ik haar via het Schrijverscafé heb mogen leren kennen en ook een paar keer persoonlijk heb mogen ontmoeten. Alle deelnemers aan de schrijfopdrachten hebben mij zelfverzekerder gemaakt. Maar Femmy… Na de boekpresentatie van ‘Vaarwel Soerabaja’ brachten zij en haar man mij in hun auto terug naar het treinstation. Tijdens de rit kwam ook ‘De IJskoning’ ter sprake. ‘Prachtig! Prachtig!’ zei ze. ‘Wanneer stuur je hem op naar een uitgever? De boekenmarkt trekt weer aan, hoor.’

‘Prachtig.’ Dat kan ik ook veel van haar verhalen en vooral van haar drie Indië romans zeggen. Maar misschien is het woord ‘aangrijpend’ meer op zijn plaats. Femmy’s Indië romans verdienen meer aandacht. Veel meer. Want er wordt nog te veel gezwegen over wat er in de jaren 1942-1949 in het voormalig Nederlands-Indíë is gebeurd.

Wij koesteren Femmy in onze herinnering. Het besef dat ze er niet meer is, neemt met de dag toe. Er zijn van die momenten dat ik onwillekeurig bij haar stil sta, bijvoorbeeld wanneer ik op mijn website of op het Schrijverscafé stuit op een opmerking van haar. Wij zullen dat erg gaan missen, haar opmerkingen, maar vooral toch ook haar inspirerende en sprankelende persoonlijkheid.

donderdag 20 juli 2017

Van kort verhaal naar volwaardige roman: ‘Eksteroog’ – deel VI


door
Sophia Désedan 

De plus- en verbeterpunten volgens de meelezer
&
Fase 5

In deel I van deze serie vertelde je dat 't schrijven aan de roman 'Eksteroog' in vier fasen op te delen valt en dat er naar aanleiding van opmerkingen van je meelezer nog een vijfde fase noodzakelijk was. Ik neem aan dat je daarmee inmiddels bent begonnen?

Inderdaad. Met een kleine onderbreking van een maand, ben ik daar vanaf februari mee bezig. En misschien zal het je verheugen: ik ben er bijna mee klaar.

Dat is geweldig!
Voordat je me meer over die fase 5 vertelt, wil ik graag van je weten wat je meelezer tot nu toe van je roman gevonden heeft. Misschien worden dan lezers op deze blog nog nieuwsgieriger naar je roman en zullen ze hem misschien wel kopen, als ie eenmaal in de boekhandel ligt.

Dank je. Mijn meelezer heeft ‘Eksteroog’ drie keer in twee verschillende versies gelezen. De eerste versie stuurde ik november 2015 naar haar op en besloeg 162 pagina’s. De twee telde na verwerking van haar verbeterpunten 205 pagina’s en over de inhoud daarvan had ze februari dit jaar aan pluspunten min of meer hetzelfde te melden als over de 162 pagina’s versie.

Ze vond de stijl bijzonder en origineel. Ze kende niemand die zo ‘met zulke fijnzinnige details.’ schrijft. ‘Zintuiglijk, alle zintuigen komen aan bod,’ schreef ze. - Sorry, ik vind het eigenlijk een beetje ongepast om zo mijn roman de hemel in te prijzen.

Nee, ga door, ga door. Niet zo bescheiden, Eric!

Nou ja, verder kon ze de indeling in kleine hoofdstukken en de wisseling van scenes thuis, bij vrienden en in het openbaar vervoer en de dromen nogal waarderen. Vooral de scenes van mijn hoofdpersonages in de rol van antiquair vond ze ‘ongelooflijk boeiend.’
Ze ervoer de roman ook als aangrijpend. En omdat het over een ongeneselijke ziekte gaat, nogal somber en beklemmend, het einde zelfs naargeestig. Ook na mijn aanpassingen in fase 4 vond zij dit nog steeds.

En zo komen er op de verbeterpunten voor fase 5. Welke waren die zoal?

In de tekst zelf had ze ca. 120 punten van verbetering. Die hadden betrekking op vage omschrijvingen, scenes op de verkeerde plek, woordvolgorde, en een paar overbodige woorden, omslachtigheden of taalfouten. En op personages die wat vaker mogen terugkeren, omdat ze anders niet bij de lezer blijven hangen.

Vanwege de spanningsopbouw had ik nogal wat zaken pas verderop of zelfs aan het eind van de roman uiteengezet. Mijn meelezer wilde graag dat ik een aantal van die zaken meer naar voren zou plaatsen. Dan raken ze je als lezer ook eerder, is de lezer eerder met het hoofdpersonage betrokken. Die betrokkenheid kreeg mijn meelezer eigenlijk pas echt op eind van de roman.

Verder liet ik nogal wat onbeschreven. Ze zag ze graag dat ik wat meer de gevoelens van mijn hoofdpersonage invulde. Het principe van Show don’t tell’ bleek hier niet te werken.
Ook meer uitwerking verdienden volgens haar o.a. het verloop van de ziekte en de relatie van mijn hoofdpersonage met zijn arts.

Dat ze de roman nogal somber en op het eind naargeestig vond, baarde mij extra zorg. Hier en daar geniet mijn hoofdpersonage. Mijn meelezer had graag gewild dat hij nog wat meer plezier aan zijn leven zou beleven. Dat zou ook de lezer wat lucht geven.

Maar een roman mag toch wel somber en naargeestig zijn? Vooral wanneer 't gaat over een ongeneselijke ziekte?

Dat vond ik aanvankelijk ook. Maar elke opmerking, elke suggestie van mijn meelezer neem ik serieus. Ik zal er altijd mee gaan experimenteren. En daar vertel ik je de volgende keer meer over.


N.B.: ‘Eksteroogs diagnose’ heet tegenwoordig ‘De geschonken tijd’



donderdag 13 juli 2017

Echtelijke ruzie – romanfragment uit ‘De IJskoning’


Voorzichtig keek ik om de hoek van de open staande kamerdeur. Met een ruk draaide hij zijn hoofd naar me toe. Ze waren overweldigend, zijn helderblauwe ogen. Ze staken mij tot in het hart. Ja, hij wilde me ter verantwoording roepen. Kom maar op met je donderpreek. Maar mijn moeder zei, zenuwachtig draaiend aan de trouwring om haar vinger: ‘Ga maar slapen, Patrick. We hebben het morgen wel over jouw late thuiskomsten. Ik ben nu even met je vader in gesprek.’
Op mijn kamer hoorde ik door de vloer heen dof haar verontwaardigde stem. Mijn vader baste kort en haar stem ging nog verder de hoogte in. Ik plofte op mijn bureaustoel neer. Ze begon te schreeuwen, waar mijn vader iets drukker doorheen bleef bassen.
Eens zien wat er op tv is. Ik zap flink rond, keer terug naar Nederland een voor het Journaal.
‘Goedenavond. Het nieuws van donderdag, vijftien maart 1990. Michail Gorbatsjov is verkozen tot de president van de Sovjet-Unie.’ Beelden van het congres, bekendmaking van de telling. Grijze pakken, staande ovaties.

Ik zette de tv uit. Beneden bleef het schreeuwen en bassen maar door gaan.

woensdag 5 juli 2017

Het huis van mijn vader


Buiten spelen
Na het avondeten ging ik als kleuter van vier nog wat buiten spelen. Rondom het huis dat mijn vader zelf had gebouwd, was genoeg te doen.
Aan de woonkamer- en keukenkant en de voorkant was een grote tuin, dat deels omzoomd werd door een heg. In de linker uithoek van die voorkant stonden een paar lage bomen en struiken in een halve kring bijeen. Vooral in die beschutting kon je je met gemak verbeelden dat je een indiaan was.

Eerste verboden gebied
Achter het huis verbouwde mijn vader zijn eigen gewassen. Aardappels, stok- en snijbonen, kolen en sla. Er liepen smalle paadjes tussendoor, waarover ik niet alleen mocht gaan, waarschijnlijk omdat mijn vader bang was dat ik met mijn kleuter-onhandigheid per ongeluk zijn gewassen zou beschadigen.

Tweede verboden gebied
Ook aan de rechterkant van het huis mocht ik niet komen. Die werd verhuurd aan een oude grijze man, die, zoals ik me nu opeens weet te herinneren, zijn rust nodig had omdat zijn vrouw onlangs overleden was.
Natuurlijk heb ik wel eens stiekem om het hoekje staan kijken, als ik aan die rechterkant van mijn vaders huis een gerucht had opgemerkt. Een paar keer zag ik de oude grijze man krom gebogen op ‘zijn’ erf staan, terwijl hij een emmer water dat hij uit de put had gehesen in stukjes en beetjes over zijn ingezeepte hoofd en bovenlichaam heen spoelde. Dat moet dan vroeg in de ochtend zijn geweest.

Krap wonen
Die oude grijze man beschikte over het grootste deel van ons huis. Mijn vader, moeder, zus en ik woonden erg krap. Mijn slaapkamertje bijvoorbeeld had vanaf de vensterbank van het raam een schuin dak en de inhoud van dat vertrekje bestond slechts uit een commode en een bed met daartussenin een loopruimte en een stoel. Ik weet mij niet te herinneren of mijn zus een identiek slaapkamertje had. Moet haast wel. Naast mijn slaapkamertje was - en dat weet ik zeker - dat van mijn ouders.

Knikkers over het zeil
Onverhoeds komt weer bij mij naar boven, die ochtend waarin wij nog allemaal in bed lagen en dat ik een plotselinge behoefte kreeg die ik amper zou kunnen ophouden. In angst haastte ik mij naar het slaapkamertje van mijn ouders. ‘Ik moet hoopje doen!’
‘Pak dan maar snel de po,’ zei mijn moeder.
Ik trok hem onder het bed vandaan, deed mijn pyjamabroek en onderbroek omlaag en in de zwaai naar de po toe, rolden de keuteltjes als kleine knikkers al over het zeil. 

woensdag 28 juni 2017

Bier in het veen – een excursieverslag




Aanleiding en gevolg
Een goede vriend had nog een verjaardagscadeautje voor mij. In een gehuurde auto nam hij mij mee naar het Veenpark in Emmer Compascuum. 
Kruidenierswinkeltje, schoenmakerij, ijzergieterij en arbeiderswoninkjes in- en uit lopend, merkten wij al gauw dat ons voorbeeld werd gevolgd door een gezelschap van uit grote blikken bier drinkende Duitsers. Dat moet rond half twaalf zijn geweest.

Rond een trekkarretje
Na een pauze met spekpannenkoeken lieten we ons in een treintje vervoeren naar een terrein, waar een demonstratie turfsteken zou worden gegeven. Ook het Duits sprekende gezelschap zat in dat treintje. Het was nog steeds aan het bier.
In onze wagon hadden ze een trekkarretje gezeuld. Daarin zaten niet alleen rugzakken, maar ook de nog te verorberen zilverglanzend blikken bier. Ik meende zelfs tussen de rugzakken een drietal flessen sterke drank te kunnen ontwaren.

Geïnteresseerdheid
Het gezelschap - althans dat deel dat in onze wagon tegenover ons zat - was tamelijk luidruchtig, niet agressief, maar vrolijke. Duidelijk luisterden ze niet naar de uit luidsprekertjes komende informatie over het gebied waar het treintje ons doorheen trok. Beneveld of niet, ze verstonden er waarschijnlijk toch geen woord van, want het werd in het Nederlands gegeven. Een enkele stille bierdrinker had zich gebogen over een mobieltje en liet regelmatig foto’s of filmpjes aan zijn buurman zien, waar beiden hartelijk om moesten lachen.

De zin van een Veenparkbezoek
Al die informatie die zij vanaf het betreden van het Veenpark in hun hoofden hadden opgevangen – ik vroeg mij af wat ervan zou bijblijven, wat er mee zou worden gedaan. Of er überhaupt iets met die informatie kón worden gedaan met alcohol op.
Ikzelf had die informatie vanaf onze binnenkomst met gretigheid in mij opgenomen. Logisch, want mijn vader heeft vroeger niet ver van dit Veenpark vandaan turf gestoken en ik was bezig met een roman over zijn leven.

Een demonstratie turfsteken met goede afloop
Tijdens de demonstratie turfsteken – waarbij overigens maar één turf op de spade ging, omdat wettelijk niet meer is toegestaan (turf raakt op) - dacht ik, hoe deze zware arbeid voor mijn vader als jongen moet zijn geweest.
Het bierdrinkende Duitse gezelschap was boven op de wal blijven staan en luisterde denk ik maar half naar wat de turfsteker ons te vertellen had. Toen de turfsteker klaar was met zijn verhaal, waren echter een paar leden uit dat het bierdrinkende Duitse gezelschap wel de eersten die de man trakteerden op een applaus.