maandag 29 januari 2018

Wraak, of toch maar niet? (Dl. 3) – een romanfragment uit ‘De IJskoning’

Een pauw die pronkt met zijn veren
Ze bleef lang in de badkamer. Ik deed de tv aan en zapte wat rond. Bleef hangen bij een pauw die pronkte met zijn veren. Zag een man zijn blik laten gaan over de volle borsten van een passerende vrouw. Zag in een discotheek een blondine kijken naar de billen van een strippende man. Zag een leeuwin een leeuw een tik op zijn neus geven en hem vervolgens, na een hoop getalm tot zich toelaten. De voice-over liet woorden vallen als: ‘social behavior’, ‘agression,’ ‘territory,’ en ‘mate selection.’
   
Op de meest onverwachte momenten
Zita kwam terug, ging naast me op bed zitten en volgde een tijdje de documentaire met me mee. Ze zei: ‘Waarom redeneren die wetenschappers toch alles dood?’ Daar wist ik geen antwoord op. ‘Ik ga naar huis. Ik ben ongesteld.’
‘Ach, meisje,’ zei ik en ik legde even mijn hand tegen haar wang. ‘Heb je dan niets bij je?’
‘Nee, dat soort dingen, daar let ik nooit zo veel op. Het komt toch altijd op de meest onverwachte momenten.’
‘Je kunt wel wat van mijn moeder gebruiken. Zal ze heus geen bezwaar tegen hebben. Lag er niets in de badkamer? Zal ik wat voor je halen?’
‘Nee, is niet nodig. Als je net ongesteld bent geworden, bloed je niet zo veel, hoor. Het zijn maar een paar drupjes.’

Spijt
Ze bleef nog een uur met mij tv kijken en toen zei ze dat ze echt moest gaan. Ze gaf me een vluchtige kus op de wang, kwam in de benen en keek achterom naar de plek waar ze gezeten had. Opeens had ik spijt van alles wat ik haar had aangedaan. Wilde in het vervolg rekening met haar houden, aardiger tegen haar doen. Op een rustig moment haar vragen of haar stemmingswisselingen misschien te maken hadden met de dagen voorafgaande aan haar ongesteldheid. Van mijn moeder had ik al vanaf mijn dertiende begrepen dat zo’n vraag behoorlijk beledigend kon overkomen, dat je eigenlijk zei: ‘Chagrijnig? Je moet zeker ongesteld worden, hè? Geeft niet, hoor. Laat het me voortaan wel even van tevoren weten. Bespaart een hoop misverstanden.’ Maar juist door niet door te vragen, kweekte je toch misverstanden?

Geïnteresseerd in meer fragmenten? Klik hieronder op de button ‘De IJskoning’, en/of  rechts op de cover van de roman.

maandag 22 januari 2018

Wraak, of toch maar niet? (Dl. 2) – een romanfragment uit ‘De IJskoning’

Mensen weten niet meer wat ze aan je hebben
’s Avonds op mijn kamer wees ik haar er op dat ze soms zo tegenstrijdig kon zijn. ‘Dat is behoorlijk verwarrend, Zita. Je moet wel consequent blijven.’
‘Waarom? Ik mag toch wel van mening veranderen?’
‘Daardoor kom je erg ongeloofwaardig over. Mensen weten niet meer wat ze aan je hebben.’
‘Nou, en wat zou dat,’ zei ze. ‘Het gaat er om wat ik er van vind.’
‘Wil je dat dan? Dat mensen je op het laatst volledig links laten liggen?’
‘Kan mij ‘t schelen. Doen ze nu toch al.’
‘Overdrijf toch niet zo. Je hebt mij, je hebt mijn moeder, je hebt die vriendin van je. Maar als je zo door gaat, blijft er op een gegeven moment echt niemand meer over. Dan vereenzaam en verkommer je. Word je pas een half jaar na je dood gevonden, nadat de buurt is gaan klagen over stank.’
Ze trok met een mondhoek en uit een oog gleed een traan.

Iedereen zit te zieken tegen mij!
‘Sorry, Zita. Zo heb ik het niet bedoeld.’
‘Ach, hou toch op!’ Ze snotterde. Haar lippen trilden, haar ogen sprongen vol, en met de tranen kwamen de woorden. ‘Iedereen zit te zieken tegen mij! Met m’n moeder heb ik ruzie en m’n broertje en twee zusjes hebben ook de pee in. Omdat ik zo chagrijnig reageer op alles wat ze zeggen en doen. Kut, kut, kut! Het gaat me de hele week al slecht. En dan moet jij ook nog met van die kutopmerkingen aan komen zeiken. Klootzak.’

Een grimas
‘Kom op, Zita. Ik zat je alleen maar een beetje te pesten. Hé.’ Ik porde haar in de zij. ‘Je moet je niet zo gevoelig zijn voor wat anderen zeggen.’ Ik trok een grimas, misschien vrolijkte dat haar een beetje op. Maar ze liet zich achterovervallen op mijn kussens. Met haar handen bedekte ze haar gezicht en toen ik haar nog eens porde, beet ze me toe: ‘Laat dat!’
Achter haar handen snoof ze een hoop snot op. Echt goor. Ik had nooit geweten dat een meisje daartoe in staat zou kunnen zijn. Mijn blik gleed over haar lichaam, van haar kuiten, naar haar dijen en heupen, van haar schouders naar haar handen.

Nog meer grimassen
‘Nu niet flauwvallen, mevrouw,’ zei ik met een zware stem. Ik verliet het bed en kroop over de vloer. Maakte apengeluiden en trok nog meer grimassen. ‘Hoe hoe!’ deed ik en ik stampte met beide vuisten op mijn borst en ik zag dat ze haar vingers iets had gespreid om mij stiekem te kunnen volgen. ‘We hebben nog ons huiswerk te doen. Hoe, hoe! Kom overeind. Of moet ik de dokter bellen. Is het zo erg gesteld met u? Hoe! Hoe!’ Opnieuw sloeg ik mij op de borst, kroop ik onrustig voor het bed langs, van het voeteneind naar het hoofdeind en van het hoofdeind naar het voeteneind, en telkens inspecteerde ik met een idioot vertrokken gezicht hoe het met haar was.

Niet op de beddensprei!
Ze snotterde niet meer. Ze had haar handen tegen haar mond gedrukt en haar buik begon te schokken.
‘Die Vernooi met zijn opmerkingen,’ zei ik. ‘Moet u daar nu heus van flauwvallen? U bent toch geen ouderwetse dame met een te strak korset om het lijf?’ En met een kinderstemmetje: ‘Nee, ge zijt een moderne vrouw.’
‘Hou alsjeblieft op,’ piepte ze. ‘Anders doe ik ‘t nog in m’n broek.’
‘Niet op de beddensprei! Niet op de beddensprei!’
Ze proestte het uit, kwam overeind en snelde naar de badkamer.

maandag 15 januari 2018

Wraak, of toch maar niet? (Dl. 1) – een romanfragment uit ‘De IJskoning’

De Dood met zijn gore bek
In de keuken sneed ik cake. Naast mij haalde Zita een nieuw pak koffie en een filterzakje uit een van de aanrechtkasten. Toen ze klaar was met haar toebereidselen en het koffiezetapparaat had aangezet, draaide ze zich om. Tegen het aanrecht aangeleund, stond ze door het geopende doorgeefluik stil het tafereel in de woonkamer gade te slaan. Elk in een fauteuil: mijn moeder en Jessica Overmaat. Tussen hen in, in een hoek van de bank: Jessica Overmaats dochter, die met het zonlicht op haar hoofd haar baby de borst geeft.



Zita’s lippen krulden. Ik deed een stap en vlak naast haar wang keek ik met haar mee. Ik zei: ‘Zo, kleine knul. Nu ben je nog een fris klein ding aan moedertjes borst. Je billetjes nog in de oude wijvenplooien. Ellende? Heb je nog geen weet van. Alles is nieuw. Maar er zijn wel al wensen. Verlangens. Nu staan nog de kleine dingen voorop. Je tandeloze mond aan haar borst. Je drinkt. Doe maar flink je best. Drinken, dat is voor jou het allerbelangrijkste wat er bestaat. Je bent nog zo klein. In je hulpeloze brein steekt nog geen venijn. Eén stap - en ze hebben je plat. Voor je het weet, ben je er geweest. Zal je dat ook nog denken op je tachtigste? Als het definitieve klokje heeft geslagen? Wanneer je hart het heeft afgelegd tegen de Dood? De Dood met zijn gore bek, hij zal je zeggen dat het leven slechts één ding heeft voorgesteld: een en al zinloosheid.’
‘Wees toch niet zo cynisch. Jij. Jij.’
‘Tja, zo ben ik nu eenmaal.’
‘Ik word er naar van.’
‘Sorry dan,’ zei ik.

Er mee doodgegooid
We brachten de cake en de koffie naar binnen. Jessica Overmaat gluurde mijn kant op, alsof ze wenste dat ik meteen weer naar de keuken zou terugkeren. Maar het was al gebeurd. Tussen het moment dat de baby had losgelaten en de blouse in een eindeloze eeuwigheid was dichtgeknoopt, had ik de hele blanke borst gezien, met tepel en al. Dacht die Jessica Overmaat soms dat mij zoiets nog naar de keel zou grijpen? NVSH-plaatjes en -foto’s geschikt voor kinderen van negen tot twaalf: ik ben er mee doodgegooid. Aan de hand van die plaatjes en foto’s heeft mijn moeder mij ook uitgelegd, hoe het nu precies ging tussen een man en een vrouw. Ze heeft mij verteld hoe zij en mijn vader het hadden gedaan, die eerste keer, die tweede keer en nog een paar keren daarna ‘tot het helemaal perfect was. Met heel veel liefde, aandacht en geduld.’ En met diezelfde hoeveelheid liefde, aandacht en geduld, vertelde ze me later, was ik gemaakt. Op een juliavond, in Joegoslavië.

Klopjes op de rug
‘O, dat lijkt me geweldig,’ hoorde ik Zita zeggen.
Ze zat naast Jessica Overmaats dochter op de bank en kreeg een doekje over haar schouder gelegd, waar ze het hoofdje van de baby tegenaan liet rusten. Ze wiegde hem, gaf hem klopjes op zijn rug, keek ernstig mijn kant op en zei: ‘Wat ie allemaal in z’n vorige levens mag hebben beleefd? Zo rustig als ie is. Oeps!’ Ze draaide haar ogen naar het babyhoofdje. Iets van wat hij zo even nog gulzig naar binnen had gesabbeld, had hij in een oprisping op het doekje gemorst.

Geïnteresseerd in meer fragmenten? Klik hieronder op de button ‘De IJskoning’, en/of  rechts op de cover van de roman.

zondag 7 januari 2018

Als kleuter achterover vallen - reprise


Nadat ik onder zijn gewicht achterover op de grond was gevallen en daardoor enige tijd het bewustzijn had verloren, duurde het niet lang of hij was verdwenen, mijn vaders hond Max. Weggelopen.
Meermalen heeft mijn vader zich een hond aangeschaft. Voor mijn geboorte moet hij er een gehad hebben die vooraan ons paadje op wacht stond met een sigaar in zijn bek. (Maar dat geloof ik nu niet meer).
Mijn vader voedde ze streng op. Ik als kleuter kwam er tegen in verzet, wanneer hij het dier berispend aan een oor trok.
Nadat zijn laatste hond de postbode in de hand had gebeten, moest hij hem weg doen. Mijn vader stemde ermee in dat we voortaan over zouden gaan op katten.