woensdag 27 januari 2016

Alleen maar Mooie Vrouwen en Niet Zo Lelijke Mannen

Hoog Willem Ruis gehalte
Mijn ogen bleven met verbijstering gekleefd aan de beelden die Mediaset Italia uitzond. Het was een programma met een hoog Willem Ruis gehalte. Maar in plaats van echtparen, verloofdes of niet op hun bek gevallen alleenstaanden, bestonden hier de wedstrijddeelnemers alleen maar uit Mooie Vrouwen en Niet Zo Lelijke Mannen.

De enige lelijke man
Ook het publiek dat in een kring om het podium zat bestond alleen maar uit Mooie Vrouwen en Niet Zo Lelijke Mannen. De enige echt lelijke man was een komiek. Maar die was net als de quizmaster in dienst van Mediaset Italia en moest zorgen voor de vrolijke noot. Zelfs als je geen woord Italiaans verstaat, word je van die komiek nog droefgeestig. Door de mimiek, het gekke bekken trekken, de kruiperige houding, de gebaren. Als je alleen op dit programma met een hoog Willem Ruis gehalte afgaat, dan zou je niet beter weten: Italiaans is voornamelijk een gebarentaal.





We houden het luchtig
Misschien heb ik het niet goed begrepen, omdat ik geen Italiaans spreek. Op een gegeven moment moesten de wedstrijddeelnemers een modeshow geven. In luchtige kleding. De ene dame was nog voluptueuzer dan de ander, de ene man nog gespierder dan de ander. De dames droegen steeds ruimere decolletés, de heren stonden op het laatst in witte sokken en tangaslip.
‘Mooi om naar te kijken, voor man en vrouw,’ zal de bedenker van dit programma hebben gedacht. Maar op een gegeven moment weet je het wel. Als Noordeling ben je meer gewend en als je de vijftig bent gepasseerd, dan heb je zeker één keer de Barend Servet Show op tv gezien, op zijn minst een herhaling.

Publiek!
Waarom bleef ik dan toch naar dit Italiaanse programma met een hoog Willem Ruis gehalte kijken? Dat kwam door het publiek. De ene shot op de andere shot op het publiek leek in scene gezet.
Wanneer er een man over de catwalk liep, dan zag je regelmatig een shot op het vrouwelijk publiek gericht. Een meisje met ogen die uit hun kassen vallen. Een wat oudere vrouw die zich koelte toe waait. Een meisje dat met opgetrokken schouders de handen ineenslaat. Een vrouw die met een rood hoofd de vingers tegen haar neusflanken vlijt.
Wanneer er een vrouw over de catwalk liep, dan zag je regelmatig een shot op het mannelijk publiek gericht. Een jongen die ‘Mama mia’ roepend de armen spreidt. Een heer van middelbare leeftijd die zijn duim tegen zijn middelvinger drukt en met zijn hele hand voor zijn mond gebaren maakt alsof hij iets te eten wil hebben. Een ventje dat rukjes geeft aan zijn overeind staande overhemdboorden.

Waartoe deze vertoning?
Zij allen - mannen en vrouwen uit het publiek  – kregen het er warm van. Is dit het wat de Italiaanse massa wil zien? Is het typisch Italiaans, dit vertoon van halfnaakte mensen? Komt het omdat het Vaticaan zo dichtbij is? Wat een vertoning. Wat een vernedering voor het Italiaanse volk dat zo veel moois heeft voortgebracht.

woensdag 20 januari 2016

Was het glad?

Positief moet de mens blijven, in al in zijn streven
Neem woensdag 29 december 2010. Die was pas echt glad.

Ik zou een vriend bezoeken. Die zat met zijn tweeënveertig jaar met de benen in het gips tussen de bejaarden in een verzorgingstehuis. Daarna was ik van plan geweest om meteen door te fietsen naar fitness.
De zon scheen lekker en in het begin van de rit was er geen sneeuw of ijs die mij in mijn streven tegenwerkten.

Spoorversmalling
Maar dan. De Papenstraat. Alleen de klinkers zijn zichtbaar, klinkers die door autowielen tevoorschijn zijn gereden. De rest is aangeklonken, half gesmolten en spiegelglad ijs. Des te verder ik de straat in fiets, des te smaller de sporen van de autowielen worden. Dit is geen doen. Het is onder mij zo glibberig, dat het mij verstandiger lijkt om af te stappen en met de fiets aan mijn hand de Ankersteeg in ga. Misschien kan ik via de Smedenstraat het centrum uit komen.

Om erger te voorkomen
Kom tot de Tibbensteeg, ga er voetje voor voetje de hoek om. Verderop schuifelen twee meisjes van een jaar of twaalf mijn kant op. Ook hier is het van huismuur tot huismuur een grote hobbelige ijsbende.
Ik doe twee voorzichtige stappen en zie het voorwiel van mijn fiets wegglijden. Mijn hele fiets glijdt weg. Om erger te voorkomen laat ik hem los. Ik zie mijn schoenen naar voren glijden en ook ik ga onderuit.

Twee gebroken ribben en een klaplong
Een luide vloek. Sinds de winter ingetreden is, ben ik nog geen een keer gevallen. En nou dit.
Ik weet niet hoe snel ik weer overeind moet komen.
Ik trek mijn fiets naar mij toe. De twee meisjes zijn intussen op spreekafstand. ‘Gaat het, meneer?’
‘Ja, hoor. Niks aan de hand. Ik was alleen een beetje boos.’
‘Ja. Onze vader is hier gisteren ook al gevallen. Die heeft nu twee gebroken ribben en een klaplong.’

Komt die stijfkoppige Groninger weer boven zeilen!
Dat zal mij niet overkomen. Ik kan toch niet zo maar een tijdelijk tussen de bejaarden gepropte vriend in de steek laten? En zal hij me wel geloven wanneer ik hem vertel hoe erg het hier is? Eerst maar eens verder proberen.

Eindelijk kom ik aan in de Nieuwstraat. Ook daar is het spiegelglad. Kijk de Kuiperstraat in. Zelfde verhaal. Kan de Smedenstraat wel vergeten.

Voorzichtig, met mijn fiets als vertrouwde steun, naar de Stromarkt.

Kan weer fietsen, naar Onder de Linden, fietspad op. Kom tot de Stadsmuur en de Stadstoren. Dan is ook daar het ijs heer en meester.

Geef het op, geef het op!
Ik geef het op. Het loopt al tegen vieren. Tijd om terug te schuifelen. En dan op de fiets naar de supermarkt om nog even snel avondeten te halen, voor het nog gladder zal worden.
Het voor die supermarkt liggende plein is echter één grote ijsbaan.

woensdag 6 januari 2016

Talent

Voor wie schrijver wil worden
Eerste vereiste is natuurlijk de aanwezigheid van talent. Met alleen het gevoel getalenteerd te zijn, kun je een heel eind komen. Maar vroeg of laat ga je op je smoel.

‘Ik word een groot schrijver!’
Op mijn tweeëntwintigste begon ik aan mijn eerste roman. Daarvóór had ik slechts een handjevol verhalen geschreven, variërend van twee tot veertig bladzijden. Terwijl ik die roman in een jaar tijd in elkaar flanste, dacht ik regelmatig: Ik word een groot schrijver!
In diezelfde tijd kreeg ik steeds maar weer dezelfde droom. In mijn huis trof ik een lijk zonder hoofd aan. Wat had die droom te betekenen? Voor mij werd het duidelijk dat ik mijn hoofd aan het kwijt raken was. Wat verbeeldde ik mij wel! Ik stond nog maar aan het begin van mijn schrijverschap.
Het spreekt vanzelf dat de roman mislukte, en niet alleen door eigenwaan.

Het viool gekras van Janine Jansen
Maar stel dat je dus wel getalenteerd bent. Ook daarmee kun je flink op je smoel gaan. Talent moet je namelijk ontwikkelen. Je dient je een tig aantal vaardigheden eigen te maken. Niemand zit te wachten op een vierjarige Janine Jansen die voor de allereerste keer de strijkstok op een viool legt. Want alleen mensen die er voor hebben gestudeerd, kunnen tussen al dat gekras door haar talent herkennen.

Een eigen stem
Schrijfcursussen waren er in die tijd nog amper. Ik voelde daar ook niet zo veel voor. Volgde je zo’n cursus van bijvoorbeeld het LOI, dan raakte je je eigen stem kwijt. Met zo’n cursus leerde je schrijven hoe de massa het hebben wilde.
In die tijd besefte ik nog niet dat ik nog helemaal geen eigen stem had. En ook nu nog vraag ik mij wel eens af - na zovele jaren van leren schrijven, schaven en slijpen en herschrijven – of ik wel een eigen stem heb. Gelukkig weet ik die vraag de meeste tijd op de achtergrond te houden. Anders kom je nooit meer aan schrijven toe.

Tekortkomingen en zaadjes van hoop
Schrijfcursussen waren dus niks voor mij. Ik zocht advies en stimulans bij mensen die Nederlands hadden gestudeerd. De eerste was een vrouw die mij geleidelijk aan en uiterst voorzichtig wat tools aanreikte. De tweede was een man die mij wees op allerlei onvergeeflijke tekortkomingen en kleine zaadjes van hoop. Ik had nog een lange weg te gaan, was zijn conclusie. Ik moest vooral veel lezen - schrijvers van nu, maar bij voorkeur schrijvers van toen. Wie zijn klassieken niet kent, kan moeilijk een groot schrijver worden, was zijn stelling.

‘Schaam u de put in.’
Ik ben ze gaan (her)lezen, de klassiekers: Multatuli, Elsschot, Machado de Assis, Kafka, Hesse, Dostojewski, flarden Dante en nog veel meer. En ik schaamde mij de put in. Desondanks pakte ik mijn roman weer op. Na een paar jaar van opnieuw mislukte pogingen, besloot ik terug te keren naar verhalen van twee tot veertig bladzijden. Laat ik die eerst maar eens leren beheersen.

Wachten op de bloem uit de knop
In die tijd dreigde ik opnieuw mijn hoofd kwijt te raken. Nu uit wanhoop. Die wanhoop kwam voort uit mijn ongeduld.
In mijn verhaal ‘Parnassusgeklauter’ - dat uit die tijd stamt – schreef ik daarover: ‘Telkens wanneer ik ontdekte wat er aan schortte, wilde ik in frenetieke werklust onmiddellijk de stijl verbeteren. Dat bleek onmogelijk, waardoor ik vanwege ongeduld kwaad werd of vanwege faalangst in neerslachtigheid wegzonk. (…). Pas veel later ben ik gaan inzien dat je om honing te kunnen maken, eerst moet wachten tot de bloem uit haar knop gekomen is.’

Wat voor talent nodig is
Wat dus naast talent nodig is… Nee, laat ik het zo stellen: (zelf)scholing en geduld zijn onderdelen van het talent dat je nodig hebt om te komen tot een groot – nee, een bescheiden schrijverschap. Daarna zien we wel verder.

Tot dit talent behoort ook de drijfkracht en de moed. Nooit de moed opgeven. En doorgaan. Doorgaan met schrijven. Want vooral door te schrijven kom je verder op je pad.