dinsdag 14 oktober 2014

Ongewenste herhalingen in verhalen

Probleemstelling
Voor de nieuwe bezoeker: alsjeblieft eerst mijn vorige blog lezen. Dan weet je dat er voor mij op het computerbeeldscherm een verhalenbundel van eigen makelij stond, die mank bleek te gaan aan te veel personages die zich identiek gedroegen, dezelfde opmerking maakten, hetzelfde zagen, etc. Ook kwam er nogal eens in totaal verschillende verhalen dezelfde zinswending of een bijna identieke beschrijving voor. En nog steeds: te veel dezelfde woorden te dicht op elkaar. En dat ondanks… Lees mijn vorige blog. Hier ga ik verder met de vraag: hoe pak je dit soort ongewenste herhalingen aan?

Eerste stap: simpel beginnen
Laat de identieke gedragingen, de bijna dezelfde zinswendingen en bijna identieke observaties of beschrijvingen voorlopig rusten.
Begin met in je Word-bestand met de zoekfunctie alle overige ongewenste herhalingen vet te maken. Niet allemaal tegelijk. Begin simpel. Eerst maar eens de ‘O, jawels.’ Daar zijn er in mijn verhalenbundel maar twee van.
Vraag je af: past deze opmerking bij het personage in verhaal 1 wel en bij het personage in verhaal 4 niet? Of kan die opmerking niet gewoon weg?
Ga vervolgens naar de volgende ongewenste herhaling en maak ook die vet. Los het probleem op. Werk zo van eenvoudig naar moeilijk op te lossen herhalingen.

Tweede stap: synoniemen zoeken en zinvariaties bedenken
Daarna ga je op jacht naar dezelfde woorden die te vaak voorkomen c.q. te dicht op elkaar staan. Ook die vet maken. En ook weer: niet allemaal tegelijk. Werk het ene woord na het andere woord af.
Overweeg wat weg kan. Bij twijfel: meteen verwijderen, het woord en de zin waarin hij is opgenomen. Schrijven is schrappen.
Woorden die echt niet weg kunnen en toch irritant blijven omdat ze zo dicht op elkaar staan, daar zoek je synoniemen voor.

Kanttekening: oppassen met synoniemen
Met synoniemen moet je trouwens oppassen. Te veel synoniemen te dicht op elkaar, dat komt gekunsteld over en zal de lezer uit het verhaal halen.
Als je op één bladzijde schrijft:
‘Op dat moment keek Peter in…
En jawel, Peter blikte over…
Peter observeerde…
Zag Peter dat wel goed?’
Dan zegt die lezer: ‘Huh?’ Dat is niet fijn, als een lezer zo reageert. Een lezer hoort te vergeten dat hij aan het lezen is. Een lezer hoort weg te dromen in een verhaal.
Dus: niet te veel synoniemen vlak achter elkaar. Beter is dan: de hele zin vervangen, een andere omschrijving zoeken.

Derde stap: de zware probleemgevallen.
Wat blijft over? Of beter gezegd: wie blijven er over? De identieke gedragingen, de bijna identieke observaties door verschillende personages, de nogal op elkaar lijkende beschrijvingen gedaan door de schrijver, dezelfde zinswendingen.
Dat zijn de moeilijkste gevallen, is mijn ervaring.
Ik ben er nu een tijdje mee bezig. Het valt niet mee. Soms trekt een verhaal helemaal krom wanneer ik een herhaling in gedrag, observatie, beschrijving of zinswending verwijder.
Wat doe je in zo’n geval? Piekeren. In overweging nemen. Een tijdje laten rusten. Heroverwegen: waar een ongewenste herhaling van de hierboven genoemde soort echt niet weg kan, haar laten staan?
Dat zal de lezer irriteren. Weer is hij of zij uit het verhaal gehaald. En ongetwijfeld: bij de zoveelste aangetroffen herhaling smijt hij je verhalenbundel in de hoek van de kamer. Daarvoor heb je toch niet al die uren aan je schrijfbureau doorgebracht?
(wordt vervolgd)

woensdag 1 oktober 2014

De lange adem van de schrijver

Het hoogst bereikbare
Als je in het schrijven het voor jou hoogst haalbare wilt bereiken, dan is het verstandig om een verhaal, novelle of roman na voltooiing een tijdje te laten rusten. Sommigen beweren dat je zo lang moet wachten tot je niet meer precies weet wat je geschreven hebt, hoe je het hebt verwoord. Pas dan kun je met een frisse blik de tekst nog eens goed onder handen nemen en hem vervolmaken tot het voor jou hoogst haalbare.
Dit is geen eenmalig proces. Het geschrevene een tijdje laten rusten geldt na voltooiing van de eerste, tweede, derde, tot en met de door jou geachte laatste versie.

Verschillende versies
Al een tijdje had ik in mijn computer een aantal verspreid liggende verhalen laten rusten. Die waren in de afgelopen twee jaar geschreven. Er zat ook eentje tussen die van veel oudere datum is en die begin april zijn ‘uiteindelijke’ vorm gekregen heeft. Verder waren er twee verhalen die tussen 30 januari en 11 maart zijn voortgekomen uit fragmenten die ik als overbodig materiaal uit mijn roman ‘De IJskoning’ had gelicht.
Behalve die laatste twee verhalen, bestonden er van elk verhaal twee of drie of zelfs vier versies. Versies die door proeflezers in de afgelopen twee jaar waren voorzien van opmerkingen, die ik gedeeltelijk nog niet had verwerkt omdat ik er toen geen raad mee wist. Versies ook met en zonder die ene alinea waar ik op dat moment geen besluit over durfde te nemen.

Knopen doorhakken
Uit die verschillende versies van de verspreid liggende verhalen heb ik tussen 14 maart en 2 augustus de in mijn kunnen meest acceptabele definitieve versie samengesteld. Ook heb ik voor een laatste keer dezelfde woorden die te dicht op elkaar stonden vervangen door synoniemen. Waar dit niet mogelijk was heb ik de zin veranderd.

Opname in een bundel
Die verspreid liggende verhalen hebben allen één grondthema: de liefde. Degene die mij al een tijdje volgt, weet dat die verspreid liggende verhalen uitermate geschikt zijn om opgenomen te worden in mijn verhalenbundel in wording: 'Gezichten in het Struikgewas.' Die bundel gaat over de liefde in de ruimste zin van het woord. Liefde voor je geliefde, de erotische liefde, de platonische liefde, de ouderliefde, vader- en moederliefde, naastenliefde, eigenliefde, dierenliefde, liefde voor je werk, liefde voor dingen, liefde voor de kunst, noem maar op.

Maar eerst…
Voordat ik de definitieve versies van de verspreid liggende verhalen in deze bundel opnam, heb ik de al in deze bundel aanwezige verhalen onder de loep genomen. Ook zij hebben hun in mijn kunnen meest acceptabele definitieve vorm gekregen. Het oudste verhaal daarvan stamt uit 2000 en is, net als al de daarop volgende verhalen in de loop der jaren nog meerdere keren verbeterd en/of herzien. Nu dus voor de laatste keer.

Een trots hart en een jammerlijke constatering
Maandag 4 augustus 2014 was voor mij een merkwaardige dag. Nadat ik de verspreid liggende verhalen had ingevoegd aan de hand van een van te voren gemaakte inhoudsopgave van bestaande en nog te schrijven verhalen, zag ik onder in het beeldscherm dat ‘Gezichten in het Struikgewas’ was aangegroeid van 130 naar 243 bladzijden. Met een trots hart scrolde ik door de lappen tekst heen. Ik genoot ervan en ik was er helemaal klaar voor om op korte termijn te beginnen aan de rest van de verhalen bestemd voor ‘Gezichten in het Struikgewas.’
Vandaag nog niet. Vandaag mocht ik met mijn trotse hart in volle teugen van de al voltooide 243 bladzijden genieten.
Ik begon te lezen. Langzaamaan, na zo’n stuk of vier verhalen… En toen ik de uren daarop verder ging zoeken en vond, steeds maar weer vond en hervond - toen kwam ik tot een jammerlijke constatering.


Te veel
Een jeremiade! Teveel ongewenste verbanden! In mijn zo prachtige verhalenbundel reageren totaal verschillende personages in hun eigen, op zichzelf staande verhaal vaak op precies dezelfde manier! Zoals bij teleurstelling de rug tegen de stoelleuning laten rusten. Nog steeds wordt er in diverse verhalen te vaak een personage aangekeken, draaien te veel personages zich om of wenden hun hoofd af. Er gebeuren veel te vaak dingen op schouderhoogte. Er wordt te veel met een ‘Och’ verontschuldigd of te vaak begint een monoloog met: ‘Kijk.’ Twee totaal verschillende vrouwen hebben in hun eigen verhaal kuiltjes in de wangen. Twee personages – een man en een vrouw, zeventig bladzijden van elkaar verwijderd - vouwen aan tafel gezeten de handen onder de kin. Drie mannen in drie verschillende verhalen zien een aura om de vrouw op wie zij verliefd zijn geraakt. Twee personages flikken het zelfs om dezelfde opmerking te maken: als je iemand voor het eerst ontmoet, moet het meteen klikken. Er zijn er ook die niet helemaal zeker zijn van wat zij beweren en hun bewering afsluiten met een ‘toch?’ En twee reageren op een ontkenning met: ‘O, jawel!’