maandag 30 september 2013

Sophia's blog: De juiste beslissing

Als Eric Steiners redactrice, inspiratiebron, raadgeefster en stok achter de deur is m’n leven bewonderenswaardig stabiel geworden. Maar vooral heb ik dat natuurlijk te danken aan m'n zoontje Johan en ‘n lieve gozer van ‘n Leòn die m’n levenspartner geworden is. Stabieler kan m’n leven eenvoudig niet.

Dat was vroeger wel anders. Yoga, zelfhypnose, Zenboeddhisme, ultralinks socialisme, vegetarisch eten, ‘t bespelen van stemmingen, ‘Op Eigen Kracht Verder’ - overal dook ik met m’n neus in. Maar dat ik er wijzer van werd, hoe maar.

Mijn probleem was dat ik niet kon kiezen, dat ik geen beslissingen durfde te nemen. Ten einde raad sloeg ik maar weer ‘s willekeurig de ‘I Tjing’ op. Dat is al jaren m’n lievelingsboek. Ik las: ‘Je geestelijke leven moet bestendigheid hebben. In plaats van op tien verschillende paden elk een stap te zetten, moet je op één pad honderd stappen doen.’

Eén pad. In die maanden hield ik me bezig met het paranormale en ik besloot dat dit m’n laatste keus zou zijn, hier zou ik me helemaal op storten. Maar toen ik m’n horoscoop liet trekken en me werd verteld dat ik de veertig maar net halen zou, kwam ik in chaotische wanhoop terecht op de stoel van m’n huisarts. Die zei: ‘Je moet maar ‘s in therapie.’
Ja, al weer. Maar nu serieus.

Groetjes,
Sophia Désedan.  

dinsdag 24 september 2013

Sophia’s blog: Wat haat je het meest in jezelf?

’t Kan jullie misschien weinig interesseren, maar ‘k heb op onderstaande blog zowat de hele avond zitten zwoegen, omdat ’t verhaalde voor mij al weer zo lang geleden is.

Bij de eerstvolgende sessie moest de Rebabbling Groepstherapeut me meteen weer hebben.
‘Wat haat je het meest in jezelf?’ vroeg ie.
Ik flapte er uit: ‘M’n wantrouwen als ’n man tegen me zegt dat ie zeer op me gesteld is.’
‘Dat haat je het meest in mezelf?’ vroeg ie.
Ik knikte.
Tevreden was ie allerminst. Hij spoorde me aan: ‘Ga door. Ga door. Gooi ‘t maar in de kring.’
Om mij heen begonnen ze stuk voor stuk te gniffelen.

Dat er in ‘n prille vriendschap met ‘n man bij ons vrouwen nogal eens de vraag rijst: wat wil ie van me, dat kon ik ‘m en z’n groep moeilijk vertellen. Ook m’n ietwat feministische opvattingen hield ik voor me. Van dat ‘t er in de Middeleeuwen ‘n stuk beter aan toeging. De mannen noemden hun vrouwen in die tijd nog ‘lelie’ of ‘roos.’
Maar tijdens de renaissance - waar iedereen zo lyrisch over doet - kwam er de klad in. Toen fluisterden de mannen opeens in onze oren: ‘M’n muis,’ of: ‘M’n hartvarkentje,’ of: ‘M’n poesje.’ Toen al is de vrouw gedegradeerd tot lustobject, in diezelfde tijd toen Maarten Luther beweerde: ‘Er is geen kleed dat een vrouw of een jonkvrouw slechter staat dan als zij doet of zij intelligent is.’

Deze wetenswaardigheden hield ik dus voor me. Omdat de groepstherapeut zo aandrong, dwong ik mezelf om wat concreter te zijn.
Ik vertelde hem dat afgelopen zaterdag ‘n kennis me had meegenomen naar de plaatselijke Chinees en dat ie daar tegen me had gezegd dat ie gek op me was. Waarop ik met ‘n doodserieus gezicht had gevraagd: ‘Wat wil je daarmee zeggen?’ En dat toen uit die gozer z’n snoet ‘t gestamel en gestotter en een zekere vloek was gekomen. ‘En toen kon ik alleen naar huis lopen,’ zei ik.

Jullie kunnen je voorstellen dat die therapeut en z’n hele Slampamper Rebabbling Therapiegroep in ‘n deuk hebben gelegen. En toen die theemuts van ’n therapeut ook nog durfde te beweren dat ik met ‘n mannencomplex zat, ben ik de volgende keer niet meer teruggekomen. Je hebt stijl, of je hebt ‘t niet.

Volgende week meer over m’n experimenteerjaren.


Groetjes,
Sophia Désedan.

maandag 23 september 2013

Sophia’s blog: De zaak opfleuren.

Op ’t ogenblik is Eric Steiner druk bezig met de laatste loodjes van z’n roman ‘De IJskoning.’ Die wil ie op 1 oktober af hebben.
Ik geloof d’r geen ene sikkepit van. Jullie kent ‘m zo langzamerhand wel: bij hem is nooit iets af. Altijd vindt ie vroeg of laat wel weer iets om aan te sleutelen. Hier ‘n woordje vervangen, daar ‘n fragmentje geschrapt. ’t Is nooit genoeg. Let maar eens op.
Hij neemt nu al 'n slag om de arm. Hij zegt niet ‘Op 1 november hoop ik mijn roman voltooid te hebben,’ nee: hij zegt dat ie op die datum graag z’n roman ‘proeflezersklaar’ heeft. 't Blijft ’n never ending story, als je ’t mij vraagt.

Maar goed. Zolang ie 't zo druk heeft met dat boek van 'm, zal ik hier de zaak eens ‘n beetje opfleuren. Werd ook wel tijd. De laatste keer dat jullie iets van mij hebt gelezen, was in juni. Toen had ik ’t over filosoferen in bed en op de bank. Nu wil ik 't hebben over m’n experimenteerjaren. Op ons vorig blogpodium, ondergebracht bij Hyves, heb ik daar al ’n paar keer ‘n deurtje over opengedaan. Om ’t vervolg ’n beetje te begrijpen, raad ik aan dat jullie eerst op die Hyves site ’n specifiek stukkie van me te lezen. Dan zijn jullie weer helemaal bij. ’t Heet 'In Therapie.'

(Door Eric Steiner & Co. oorpsronkelijk gepubliceerd op Hyves)

Morgen plaats ik 't vervolg.


Groetjes,
Sophia Désedan

maandag 16 september 2013

De Bijbel als springplank.


Niet Robinson Crusoe
Wat ik in mijn vorige blog beweerde, klopt niet helemaal. Het klopt helemaal niet. Natuurlijk kan het eerste boek dat mij werkelijk raakte moeilijk ‘Robinson Crusoe’ zijn. Het werkelijk eerste boek dat mij raakte, dat was de Bijbel.

Ritueel
Dagelijks na het avondeten lazen mijn ouders hieruit voor. Van de schepping tot Openbaringen. In Openbaringen kwamen ze niet ver. Wereldondergang en Laatste oordeel… Het werd al te onbegrijpelijk en vooral absurd. Wij als kinderen, met nog een heel leven voor de boeg, zouden er zeker nachtmerries van krijgen.
Dus sloegen mijn ouders de Bijbel dicht. De volgende dag begonnen ze monter van voren af aan. Zo heb ik in mijn jeugd minstens vier keer De Bijbel ten gehore gekregen.

Censuur
Stukken met verkrachtingen of gruwelijke moordpartijen braken mijn ouders, juist op het moment dat het spannend begon te worden, af. De volgende dag hervatten zij het Bijbellezen een flink stuk verderop.
Hooglied sloegen zij ook gedeeltelijk over. Want ‘borsten gelijk torens’ (Hooglied 8 vers 10), dat was toch echt niet voor kinderoren bestemd.

Springplank
Al vanaf jonge leeftijd ben ik via Bijbel en kerkgang in de christelijk leer onderwezen. Daarnaast betekende deze Bijbel voor mij een springplank naar de wereldliteratuur. Maar dat ben ik pas als volwassene gaan inzien.

dinsdag 10 september 2013

Lezen op jonge leeftijd.


Een zwart-wit verslag

Niet zo graag
Ik kan mij niet herinneren dat ik de twee boeken waarover ik in mijn vorige blog berichtte ooit gelezen heb. Nee, ‘Aapje Jaapje’ door T. Aalbersberg van Boven en ‘Het pakhuis van oom David’ door Corry Blei-Srijbos staan niet in mijn geheugen gegrift. Het grootste deel van mijn lagere schooltijd las ik niet zo graag.
Wel herinner ik mij dat je in de vijfde klas zodra je met een opdracht klaar was, een boek mocht halen uit het schoolbibliotheekje. Meestal nam ik dan eentje waarin veel plaatjes zaten. Die had je zo uit.

Werkelijk geraakt
Het eerste boek dat mij werkelijk raakte, was Daniel Defoe’s ‘Robinson Crusoe.’ Gekregen voor mijn verjaardag. Misschien raakte het boek mij omdat ik de tv-serie had gezien.

En verder?
Voorlopig bleef het bij Robinson Crusoe. Ik had wel een stuk of twintig boeken op mijn kamertje op een metalen wandrekje staan. Daarvan is mij, naast Pietje Puk, Thierry La Fronde (met foto’s uit de televisieserie)  en ‘Pietje Bel,’ alleen ‘Soebkat uit de pot’ bijgebleven.  Mijn zus probeerde mij eens aan het lachen te krijgen door alle titels van mijn wandrekje verkeerd op te lezen. Maar ook haar verbastering van ‘Soepkat uit de pot’ maakte mij niet echt nieuwsgierig naar de inhoud van dat boek, noch naar de rest van mijn boekencollectie.
Strips las ik. Suske en Wiske, Kuifje, Sjors en Sjimmie, Billy Turf, de Donald Duck. Wie deed dat niet.

En de rest van het gezin?
Mijn zus las. Heel wat boeken bezat ze. Meest in het oog sprongen de delen van ‘Angélique,’ met foto’s uit de films.
Mijn moeder kwam niet veel verder dan de christelijke scheurkalender en de Elisabethbode. Mijn vader zat ‘s avonds gebogen over de  krant. Ik geloof dat het aantal boeken dat mijn ouders in hun bezit hadden op twee handen te tellen is. Opgeborgen in een doos op zolder. En twee in de kelderkast. Die uit de kelderkast haalden ze het vaakst tevoorschijn: een kookboek uit 1947, en De Bijbel die ze bij hun huwelijksinzegening van de dominee hadden gekregen. 

dinsdag 3 september 2013

Oudste boeken.


Van het weekend was ik op bezoek bij mijn neven en nichten, de kinderen van mijn in 2006 overleden zus. Van haar lagen nog heel wat boeken op een zolderkamertje. Ze vroegen zich af of daar misschien iets interessants tussen zat voor mij.
Kom ik er dit tegen: 


‘Aapje Jaapje’ van T. Aalbersberg-van Boven & ‘Het pakhuis van oom David’ van Corry Blei-Srijbos. Twee door de lagere school aan mij uitgereikte kerstgeschenken toen ik acht en elf jaar was…