Citaat
‘Mijn moeder schuift een lok van haar jeugdig blonde
haren achter haar oor en zegt dat ze het zo gezellig mogelijk voor mij probeert
te maken, na alles wat er is gebeurd. En natuurlijk: meteen schiet ze mij weer
door het hoofd: Zita Rozenmond.’
‘De IJskoning,’
tamelijk aan het begin van hoofdstuk 2.
Denken en nadenken
Ik zit een beetje met de eerste dertig bladzijden van
‘De IJskoning’ in mijn maag. Dat ‘na alles wat er is gebeurd’ ligt vóór het
begin van de roman. Patrick Vernooi wil niet denken aan die gebeurtenissen,
laat staan nadenken over hoe het zo gekomen is. Het liefst denkt hij aan aangenamere
dingen, wat hem overigens maar gedeeltelijk lukt.
Zwabberen
Ik heb het gevoel dat door Patricks verzet zijn
geschiedenis bij de hoorns te vatten, het verhaal in die eerste dertig
bladzijden een beetje te veel tussen de onderwerpen heen en weer zwabbert. Het
risico bestaat dat de lezer zich afvraagt: waar gaat dit over?
Duidelijke lijn
Misschien kan ik in die eerste dertig bladzijden Patrick
rustig heen en weer laten zwabberen tussen zijn geliefde en minder geliefde onderwerpen,
maar dan moet ik wel een duidelijke lijn uitgooien, zodat de lezer enig idee
krijgt waar het heen gaat.
Misschien zijn een paar kernwoorden al voldoende.
Misschien ook moet ik ook hier en daar een hoofdstuk of fragment voorbij de eerste dertig bladzijden plaatsen. Of hier en daar een
fragment flink inkorten of zelfs schrappen.
Die duidelijke lijn is Patricks belangrijkste
tegenspeler voor de eerste 200 bladzijden: Zita Rozenmond. Zij verschijnt pas
daadwerkelijk op pagina 31.
Eén kernwoord
Waarom zou ik met een paar
kernwoorden proberen, de lezer in het verhaal te houden?
Eén kernwoord is voldoende: Zita Rozenmond. Strooi
met haar naam en bouw zo de spanning op voor de lezer. De lezer die zich dan
niet meer afvraagt: waar gaat dit over? maar: Wat is er precies gebeurd?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten