woensdag 16 april 2014

Fictieve brief aan een schrijver van ultra-lange zinnen

Aanhef
Beste collega-schrijver,
Het valt mij zwaar om mij aan het gevoel te onttrekken dat u op diverse discussiefora op het internet tussen de regels door flink aan het reclame maken bent voor uw eigen boekbakkerij. U wilt uw boeken aan de man brengen, er moet tenslotte een maag worden gevoed, misschien wel meer dan een. Maar dat u mij uw jongste ovenproduct na een volgens u slechte recensie op een van die discussiefora ter beoordeling wilt aanbieden - terwijl ik niets, maar dan ook niets met die recensie te maken heb – dat gaat mij toch iets te ver.

Over de goedheid van de schrijver
Ik ben namelijk een goed mens. Ik zou de verleiding niet kunnen weerstaan om na enig proeven, het hele boek van u op te eten en vele spijsverteringsrondes later uit te poepen als een geheel nieuw product, dat u waarschijnlijk niet meer zult herkennen als van uzelf en dat in het toilet zult wegspoelen als een stuk stront.
Maar bij de lezers zal het er in gaan als koek.
Daarvoor ben ik niet op de wereld gekomen, boeken van andere herschrijven. Bovendien zou het zonde van mijn tijd zijn, want ook ik heb een eigen boekbakkerij en ook ik moet een maag voeden, en meer dan een.
Zonde van de tijd, ja.
En dan heb ik nog helemaal niet gesproken over het volume van uw werk. Zeshonderd en negenenzeventig bladzijden. Nee, dit gaat me echt te ver. Maar nu ik u toch al een flink aantal regels aan het schrijven ben, zal ik u toch een beetje laten profiteren van mijn goedheid.

In plaats van zoete broodjes
Ik heb uw website bezocht. Daarop hebt u enige lange fragmenten van uw laatste en volgens u slecht gerecenseerde meesterwerk geplaatst. (Mooie titel voor een roman trouwens: Tuinieren in het openbaar, en zonder blozen.) Wanneer deze fragmenten exemplarisch zijn voor de rest van dit meesterwerk – wat ik hopen mag – dan kan ik u denk ik een flink eind op weg helpen. Maar ik waarschuw u: u krijgt van mij geen zoete broodjes, maar bittere pillen.

Een schrijver mag geen onmenselijk grote longen hebben
Wat is er aan de hand?
Uw personages hebben grote longen, beste collega-schrijver! Uw personages uiten zinnen van wel een halve bladzijde lang. Niemand, ik zeg u: niemand in heel de wereld spreekt zo. Zelfs reuzen niet, waarvan wij mogen aannemen dat zij zéér grote longen hebben, longen waar u en ik gemakkelijk in zouden passen met een tafeltje tussen ons in om daaraan te kunnen discuteren over wat schrijven is.
Lange zinnen zijn überhaupt veel te veel aanwezig in uw roman. Tuinieren in het openbaar bestaat alleen maar uit lange zinnen die voor het overgrote deel verder komen dan tachtig woorden. Begrijp mij goed: met lange zinnen is niets mis. Maar ze moeten wel hardop te lezen zijn. En dat kunnen uw zinnen dus niet, daar hebben wij mensen veel te kleine longen voor.

Niet elke ijdele schrijver beheerst zijn vak
En nu moet u eens eerlijk bij uzelf nagaan: klopt het dat uw lange zinnen vooral zijn gemaakt om te kunnen laten zien dat u uw vak beheerst? Zoiets van met losse handen fietsen, je hoofd naar links en rechts draaien en naar pappa en mamma en al je vriendjes roepen: kijk eens wat ik kan?
Wel, dat is nu niet de taak van de schrijver. De taak van de schrijver is, een verbeeldingswereld zo op te bouwen dat de lezer al na een paar bladzijden begint te vergeten dat hij of zij aan het lezen is. De lezer moet zich kunnen verliezen in het verhaal. En dit gebeurt niet, wanneer een onophoudelijke woordendiarree van alleen maar lange zinnen de boel ophoudt. (Vergeef mij de tegenstrijdigheid in het tweede deel van deze zin, want eigenlijk is hier dus sprake van enkel obstipatie.)
Ophoudt, ja. Want bij elke zin stelde ik mij de vraag: wat staat hier? Zo’n vraag mag best eens opkomen, maar hoogstens één keer per bladzijde. Sommige lezers vinden dit al te veel.

IJdele schrijvers zijn meestal luie schrijvers
Lange zinnen, waarom schrijft u eigenlijk alleen maar lange zinnen? Denkt u dat alleen maar lange zinnen mooie zinnen kunnen zijn? Korte zinnen kunnen soms veel meer zeggen.
Mooie korte zinnen met de kracht van ‘er staat meer staat dan er is neergeschreven’ kosten ook veel meer tijd. Schrijvers van alleen maar lange zinnen zou je kunnen kwalificeren als luie schrijvers. Zij maken het de lezer extra moeilijk.
Oké, je moet het je lezer niet al te gemakkelijk maken. Anders krijg je een soort van glijmiddel en dat kan toch moeilijk de bedoeling zijn? Tenminste vooropgesteld dat u literatuur wilt schrijven.

Schrijvers van lange zinnen ontsporen gemakkelijker
Begrijp mij goed, waarde collega-schrijver, ik heb niets tegen lange zinnen. Maar ze moeten wel te volgen zijn en logisch zijn opgebouwd. Hebt u wel eens de spellingscontrole van uw pc er op losgelaten? Dan zult u weten dat heel wat zinnen van u niet kloppen, dat ze smartelijk ontsporen en dat is nu wel uw allergrootste zonde. De zinnen in Tuinieren in het openbaar kloppen niet. Ik ben blij dat u mijn huis niet gebouwd heeft, want dan had ik u deze brief niet kunnen schrijven, had ik allang ten gevolge van het instorten van het dak gelegen in het graf.

Over de ademhaling van de schrijver en die van ieder mens
Lange, goedlopende zinnen kunnen mooie zinnen zijn en worden misschien nog wel mooier, wanneer ze afgewisseld worden met korte zinnen. Dat geeft dynamiek. Bovendien kan de lezer even op adem komen. Adem, adem, adem. Alles draait om de ademhaling.
Dit is het laatste en het belangrijkste dat ik u wil meegeven. Luister naar uw ademhaling. Spreek uw teksten hardop en zette een kruisje waar u in ademnood komt. Daar moet u iets aan uw teksten doen.

En verder?
Verder wens ik u alle succes toe met uw boekbakkerij. Hopelijk kunt u er ooit eens zelfstandig van leven. Maar ik verzeker u: er is nog een lange weg te gaan.

Met vriendelijke groet,


Eric Steiner.

2 opmerkingen:

  1. Ja, en dan te bedenken dat bovenstaand stuk geïnspireerd is op een werkelijk op het internet geplaatste roman.Ik weet niet of de auteur ervan mijn stuk gelezen heeft, maar een paar maanden later bleek zijn roman zinnen te bevatten die wel hardop te lezen waren en zonder in ademnood te komen.

    BeantwoordenVerwijderen