woensdag 10 juni 2015

Over mythevorming in een biografische roman – deel III

Het project voortzetting roman ‘De behouden stilte’ is meteen na de start weer tot stilstand gekomen, nadat ik had ontdekt dat een anekdote over mijn vader onmogelijk op waarheid kon berusten. Die anekdote had uit de mond van mijn zus, en die luidde: Onze vader kon heel goed leren, maar hij werd van school gehaald om te gaan werken nadat zijn eigen vader overleden was.

De ontmythologisering

Een kern van waarheid
Niemand kan me vertellen hoe het werkelijk gegaan is (de mensen die dat hadden kunnen doen, zijn allemaal niet meer in leven). Maar in het verhaal van mijn zus moet een kern van waarheid zitten. Namelijk:
1 dat mijn vader van school gehaald werd om in het veen te gaan werken, en
2 dat in de tijd van mijn vaders vroegste jeugd ouders hun kind van school haalden, wanneer er in het gezin te weinig geld voor levensonderhoud was.

De rest blijft gissen
Op welke leeftijd mijn vader van school gehaald is - of hij nog op de lagere school zat, of al op een middelbare school - dat valt denk ik niet meer te achterhalen.

Of mijn vader goed kon leren? Zelf zei hij dat hij tienen en elven op zijn schoolrapporten had staan. Dat kan. Als je zó goed bent dat een leraar besluit om je zulke cijfers te geven, tot aan de extreme elf toe. Het kan ook een fabeltje van mijn vader zijn geweest om ons, kinderen, tot beter leren aan te zetten, want vooral ik haalde op de lagere school cijfers waar niet echt mee te pronken viel.

Dat hij voor zijn negentiende, dus vóór het overlijden van zijn vader, in het veen is gaan werken, dat valt toch wel aan te nemen. Op zijn twintigste trouwde hij en verhuisde hij van Klazienaveen naar Sellingen, de plaats waar ik ben opgegroeid. Op de huwelijksakte staat dat hij toen arbeider was. Dat kan betekenen: veenarbeider. Lijkt mij onwaarschijnlijk, want dat zou hij elke dag van Sellingen naar Klazienaveen moeten fietsen (met de tram ging in die tijd bijna net zo snel) en dat is ruim 32 kilometer. Nee, ik denk dat hij vanaf zijn twintigste op het land is gaan werken, misschien wel in dienst van zijn schoonvader die landbouwer was. Dat lijkt mij het meest waarschijnlijke.

Ergo
Er vanuit gaande dat mijn zus de anekdote niet verzonnen heeft, blijft één punt overeind staan: dat mijn vader niet verder kon leren omdat hij in het veen moest gaan werken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten