woensdag 29 augustus 2018

De man en de kolibrie – een jeugdherinnering


Ritueel

Gedrieën op de grond.
De cake knarste tussen mij tanden.
Na een half uurtje vroeg Thomas: ‘Voel je al wat?’
Nee, ik voelde nog niets.
‘Nou, ik wel.’
Gefascineerd zaten Job en Thomas stripboeken door te bladeren. Wat daar zo bijzonder aan was?
‘Al die kleurtjes,’ zeiden ze. Over één bladzijde deden ze wel een kwartier.

Ongevoelig
Ik was niet ervaren. Misschien was ik er wel niet gevoelig voor. Misschien moest ik nog maar een stukje nemen.
Job zei: ‘Zou je dat nou wel doen?’

Bamboefluit en luchtbellen
Er stond een lp op met een Indiase bamboefluit. Die bamboefluit veranderde langzaam in een vrouwenstem. Die vrouwenstem zong zwoel en zweverig: Oe, hoe-hoe hoe hoe. Er doorheen klonk een klaterend beekje. Maar ik wist: dat zijn de luchtbellen in de leidingen van de centrale verwarming.
Ik voelde me lomer en lomer worden.

Verboden toegang
Ik zag een man op straat staan. Zodra ik weer mijn ogen sloot, was hij er. Ik wilde naar mijn ouderlijk huis, maar hij stak telkens zijn hand in de hoogte en liet me niet door.
Er was een trillen boven mijn fontanel. Een kolibrie die in mijn hoofdharen kriebelde. Ik was bang te zullen uittreden, voelde me duizelig en ging op de vloer liggen.
Niet veel later ben naar boven, naar mijn logeerbed gegaan. Weldra viel ik in slaap.

Ontnuchtering
De volgende dag, het was nog schemerig. Beneden in de keuken zaten Thomas en Job al aan de thee. Ik keek naar de klok en zei: ‘Goh. Nog maar acht uur, en jullie zijn al op?’
‘Je vergist je, Eric,’ zei Thomas. ‘Het is geen acht uur in de ochtend. Het is acht uur in de avond. Je hebt de hele nacht en de hele dag aan een stuk doorgeslapen.’
Dat vond ik echt zonde van de tijd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten