Na acht uren achtereen bezig te zijn geweest met
werkzaamheden die niets met schrijven te maken hebben, maar die mij wel de
gelegenheid hebben geboden om na te denken over de voortzetting van een roman
(soms prikkelt een voorval in mijn nabije omgeving dusdanig, dat ik denk: later
- misschien al over een paar dagen – zal ik onder aangenamere temperaturen weer
een heel eind vooruit komen), en na anderhalf uur reizen in achtereenvolgens een
wild door bochten slingerende benauwd stinkende bus en een sterk onderkoelde
trein, terwijl enkelen, of misschien wel tallozen van jullie op een terras of
aan het strand zaten te genieten onder een parasol (nee, ik ben niet jaloers,
want kijk:), na dan eindelijk zonder al te veel vertragingen thuis gekomen te
zijn – de verleiding getrotseerd iets van een snackbar te halen – daar is het
toch te heet voor - en na mij flink gedoucht te hebben en mijn lichaam gevoed
met een door mijzelf toebereide rauwkost schotel, bestaande uit een komkommer, een
tomaat en drie olijven (nee, ik wil met dit alles geen medelijden wekken; ik
wil alleen maar een mooie, zo lelijke mogelijke zin bouwen van ik weet niet
hoeveel woorden met aan het slot – wat nog het aller schandaligst is, maar onder deze temperaturen vergeeflijk – een tegenvallende wending– hier komt hij),
heb ik toch nog de energie gevonden om jullie mee te delen dat ik bang ben
geworden, mensen naar de mond te praten, of dingen te herhalen die al door
anderen zijn gezegd of geschreven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten