woensdag 6 februari 2019

Een treinreis naar het Duitsland van 1987


Nieuwsgierigheid is het begin van alle ellende
Met een ernstig gezicht bestudeerde de douanier mijn paspoort. ‘Wo kommen Sie her?’
‘Aus Deventer.’
‘Und Wohin  fahren Sie?’
‘Nach Osnabrück.’
‘Und was machen Sie da?’
‘Da besuch ich eine Freundin.’
‘Aha. Und wo haben Sie denn diese Freundin kennengelernt, hm?’ Dat zou zijn volgende vraag kunnen zijn. In plaats daarvan wees hij naar de door mij met liefde en zorg ingepakte fleurige doos aan mijn voeten. ‘Und was ist das?’
‘Ein Geschenk.’
‘Für Ihre Freundin?’
‘Ja.’
‘Und was ist da drin? Machen Sie mal auf, bitte.’

Zenuwachtigheid werkt achterdocht in de hand
Ik deed wat mij opgedragen was. Met trillende vingers, wat hem zeker opviel, want hij beweerde dat ik me ‘ruhig Zeit lassen könne.’
Tot aan Osnabrück misschien?
Voorzichtig had ik het fleurige cadeaupapier met een paar onvoorziene inscheuringen weten los te krijgen. Ik opende de doos en haalde er een van de door mij met liefde en zorg ingepakte geschenken uit. Het had de vorm van een staaf.
‘Was ist das?’ vroeg de douanier.
Echt geen dynamiet. Die woorden hield ik in mijn hoofd, maar waarschijnlijk kon hij gedachten lezen.
‘Aufmachen, bitte.’

Een vriendelijk aanbod kan leiden tot een onverwachte ontboezeming
Om te voorkomen dat hij nog naar zijn pistool zou grijpen, voerde ik zijn bevel extra langzaam uit en nog langzamer bracht ik wat er uit de fleurige cadeauverpakking tevoorschijn was gekomen tot onder zijn kin.
‘Was ist das!’ riep hij ontsteld.
Ik wist het Duitse woord voor zuurstok niet. ‘Sie können mal kosten, nicht war?’
Dat sloeg hij af.
Hij had het van mij echt wel gemogen. In de doos lagen nog zeven andere, netje op een rij, en met net zoveel liefde en aandacht door mij ingepakt als de zuurstok in mijn hand was geweest.
Ik drong nog eens aan, maar hij zei dat Zuckerstangen slecht waren voor zijn gebit en spijsvertering.

Wanneer de achterdocht eenmaal geboren is, wordt de nieuwsgierigheid onverzadigbaar
De douanier trok zijn broekspijpen iets op en hurkte neer voor de doos. Hij haalde er een van de vier door mij met liefde en aandacht ingepakte potten uit en kwam weer tegenover mij staan.
‘Was is hier drin?’ wilde hij weten.
‘Pindakäse.’
Toen mijn vriendin mij een maand geleden voor het eerst had bezocht, was ik er achter gekomen dat zij dol was op zuurstokken en pindakaas, lekkernijen die ze noch in Osnabrück, noch in heel het haar bekende Duitsland zo lekker had gevonden als in mijn woonplaats Deventer.

Zenuwachtigheid en achterdocht zetten alles op de tocht
‘Pindakäse?’ vroeg de douanier. ‘Was sind Pindakäse.’
Na een paar tamelijk domme en half afgemaakte zinnen in het Duits mijnerzijds, waar de zenuwachtigheid van af droop, stelde hij vast: ‘Ah, Erdnüsbutter! Aufmachen, bitte.’
Nadat ik dat gedaan had, nam hij de pot van mij over. Hij hield hem in het rond draaiend voor zijn gezicht. Waarschijnlijk wilde hij zeker weten dat er geen hasj of iets dergelijks tussen verstopt zat, want met die Nederlanders van een bepaalde leeftijd wist je het maar nooit. Hij schroefde de dop er af, rook aan de groene massa, schroefde de dop er weer op en knikte tevreden.

Ingescheurd en slecht plakkend cadeaupapier zorgt voor minder plezier
Hij was nog lang niet met mij klaar. Pas nadat hij van mij te horen had gekregen, dat ik die pot Erdnüsbutter heus niet zelf had vervaardigd, maar door mij was gekocht in een echte en legale winkel, zette hij hem terug naast de drie ander potten pindakaas en wenste hij mij een goede voortzetting van de reis toe. ‘Und viel Spass mit ihrer Freundin in Osnabrück.’
    ‘Ja,’ zei ik, ‘vielen dank,’ en boog mijn hoofd naar de doos.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten