Nieuwsgierigheid is het begin van alle ellende
Met
een ernstig gezicht bestudeerde de douanier mijn paspoort. ‘Wo kommen Sie her?’
‘Aus
Deventer.’
‘Und Wohin fahren Sie?’
‘Nach
Osnabrück.’
‘Und
was machen Sie da?’
‘Da
besuch ich eine Freundin.’
‘Aha.
Und wo haben Sie denn diese Freundin kennengelernt, hm?’ Dat zou zijn volgende
vraag kunnen zijn. In plaats daarvan wees hij naar de door mij met liefde en
zorg ingepakte fleurige doos aan mijn voeten. ‘Und was ist das?’
‘Ein
Geschenk.’
‘Für
Ihre Freundin?’
‘Ja.’
‘Und
was ist da drin? Machen Sie mal auf, bitte.’
Zenuwachtigheid
werkt achterdocht in de hand
Ik
deed wat mij opgedragen was. Met trillende vingers, wat hem zeker opviel, want
hij beweerde dat ik me ‘ruhig Zeit lassen könne.’
Tot
aan Osnabrück misschien?
Voorzichtig
had ik het fleurige cadeaupapier met een paar onvoorziene inscheuringen weten los
te krijgen. Ik opende de doos en haalde er een van de door mij met liefde en
zorg ingepakte geschenken uit. Het had de vorm van een staaf.
‘Was
ist das?’ vroeg de douanier.
Echt
geen dynamiet. Die woorden hield ik in mijn hoofd, maar waarschijnlijk kon hij
gedachten lezen.
‘Aufmachen,
bitte.’
Een
vriendelijk aanbod kan leiden tot een onverwachte ontboezeming
Om
te voorkomen dat hij nog naar zijn pistool zou grijpen, voerde ik zijn bevel extra
langzaam uit en nog langzamer bracht ik wat er uit de fleurige cadeauverpakking
tevoorschijn was gekomen tot onder zijn kin.
‘Was
ist das!’ riep hij ontsteld.
Ik
wist het Duitse woord voor zuurstok niet. ‘Sie können mal kosten, nicht war?’
Dat
sloeg hij af.
Hij
had het van mij echt wel gemogen. In de doos lagen nog zeven andere, netje op
een rij, en met net zoveel liefde en aandacht door mij ingepakt als de zuurstok
in mijn hand was geweest.
Ik
drong nog eens aan, maar hij zei dat Zuckerstangen slecht waren voor zijn gebit
en spijsvertering.
Wanneer
de achterdocht eenmaal geboren is, wordt de nieuwsgierigheid onverzadigbaar
De
douanier trok zijn broekspijpen iets op en hurkte neer voor de doos. Hij haalde
er een van de vier door mij met liefde en aandacht ingepakte potten uit en kwam
weer tegenover mij staan.
‘Was
is hier drin?’ wilde hij weten.
‘Pindakäse.’
Toen
mijn vriendin mij een maand geleden voor het eerst had bezocht, was ik er
achter gekomen dat zij dol was op zuurstokken en pindakaas, lekkernijen die ze
noch in Osnabrück, noch in heel het haar bekende Duitsland zo lekker had
gevonden als in mijn woonplaats Deventer.
Zenuwachtigheid
en achterdocht zetten alles op de tocht
‘Pindakäse?’
vroeg de douanier. ‘Was sind Pindakäse.’
Na
een paar tamelijk domme en half afgemaakte zinnen in het Duits mijnerzijds, waar
de zenuwachtigheid van af droop, stelde hij vast: ‘Ah, Erdnüsbutter! Aufmachen,
bitte.’
Nadat
ik dat gedaan had, nam hij de pot van mij over. Hij hield hem in het rond
draaiend voor zijn gezicht. Waarschijnlijk wilde hij zeker weten dat er geen
hasj of iets dergelijks tussen verstopt zat, want met die Nederlanders van een
bepaalde leeftijd wist je het maar nooit. Hij schroefde de dop er af, rook aan
de groene massa, schroefde de dop er weer op en knikte tevreden.
Ingescheurd
en slecht plakkend cadeaupapier zorgt voor minder plezier
Hij
was nog lang niet met mij klaar. Pas nadat hij van mij te horen had gekregen,
dat ik die pot Erdnüsbutter heus niet zelf had vervaardigd, maar door mij was
gekocht in een echte en legale winkel, zette hij hem terug naast de drie ander
potten pindakaas en wenste hij mij een goede voortzetting van de reis toe. ‘Und
viel Spass mit ihrer Freundin in Osnabrück.’
‘Ja,’ zei ik, ‘vielen dank,’ en boog mijn
hoofd naar de doos.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten