Twee blogs terug
schreef ik dat het project voortzetting roman ‘De behouden stilte’ eindelijk
van start gegaan was, en dat vrijwel meteen daarop de motor weer afgeslagen was.
Ik zal u berichten hoe dat kwam.
De broers en
zussen van mijn vader.
Super-super nakomertje
Ik ben een super-super nakomertje. Van de broers en
zussen die mijn vader heeft gehad, heb ik er maar eentje gekend. Tot drie weken
terug heb ik niet geweten hoeveel broers en zussen mijn vader precies gehad
heeft.
Complex gezin
Dat krijg je als je geboren bent uit een tweede
huwelijk. Mijn oudste halfbroer (1924-1989) had mijn vader kunnen zijn. Het
tweede kind uit mijn vaders eerste huwelijk overleed in juni 1945 op
zeventienjarige leeftijd aan difterie. Het kind dat daarna gekomen is, dat was
dus al een nakomertje: mijn zus (1946-2006). Haar moeder, mijn vaders eerste
vrouw, overleed anderhalve jaar na haar geboorte aan kanker.
Zwijgzame man en mededeelzame zus
Alleen al om deze twee verliezen is denk ik mijn
vader een zwijgzame man geworden. Ik heb mijn vader nooit echt gekend. In mijn
vorige blog schreef ik al dat ik het meeste over hem via mijn zus te horen heb
gekregen. En die had het dus deels uit de tweede hand.
Van school gehaald
Zo vertelde ze mij dat onze vader – geboren en getogen
in Klazienaveen - heel goed kon leren, maar van school werd gehaald nadat zijn eigen
vader was overleden. Voortaan zou hij kostwinner moeten zijn, zijn moeder,
broertjes en zusjes in leven zien te houden. Mijn vader moest al op heel vroege
leeftijd gaan werken in het veen.
Aan de slag
Onder andere dat gegeven moet nog worden verwerkt in
‘De behouden stilte.’ Meteen na voltooiing van de eerste versie van die roman had
ik al flink wat informatie over het werken in het veen van Zuidoost Drenthe verzameld.
Aan de hand van die informatie had ik ook al zo’n beetje in mijn hoofd, in
welke vormen ik het afgraven en verder bewerken van het veen in fictie zou
kunnen omzetten. Als couleur locale.
Maar ook in de direct-beleefde vorm, om de lezer te laten aanvoelen hoe zwaar
dit werk eigenlijk wel was.
Nu was het dan eindelijk zo ver.
Ik sprokkelde de benodigde informatie voor de eerste
veenscène bijeen. Terwijl ik een schema maakte voor die eerste scène, begonnen
er in mij allerlei vragen op te borrelen:
Vragen, vragen
Had mijn vaders vader altijd in het veen gewerkt? En
hadden op hun beurt zijn vader en grootvader dit ook gedaan? Kortom: ben ik
voortgekomen uit een veenarbeidersgeslacht? Maar wat voor mijn roman belangrijker
was: Hoeveel broers en zussen had mijn vader eigenlijk? En hebben een aantal
broers en zussen ook in het veen moeten werken, nadat hun vader overleden was?
Stamboomonderzoek
Zo rond mijn twintigste heb ik een klein stamboompje
opgezet, opgetekend uit de mond van mijn vader. Dat stampboompje ging terug tot
mijn vaders ouders en grootouders, zonder zijtakken. Waarschijnlijk heb ik hem
daar helemaal niet naar gevraagd.
Jaren later - nadat mijn belangstelling naar mijn
voorouders weer was aangewakkerd en ik de beschikking gekregen had over
internet - kwam ik niet veel verder. Deze maand echter vond ik op het internet
zo veel informatie dat ik niet meer van ophouden wist. Ik ben terug kunnen gaan
tot ongeveer 1700. Maar dit terzijde. Waar het mij in eerste instantie om ging
was immers te achterhalen hoeveel broers en zussen mijn vader gehad heeft?
Vreemde constateringen
Hieronder de namen en de jaren van geboorte:
Jakob: 1891, Trienke: 1893, Antje: 1895, Annechien:
1898, Anne: 1902 (overleden in 1906), Hendrik: 1905.
Die Hendrik, dat was mijn vader… Hoezo voor zijn
moeder, broers en zussen moeten zorgen? Die broers en zussen waren allemaal ouder dan mijn vader.
Mijn verbazing werd nog groter toen ik de sterfdatum
van mijn vaders vader las. 25 mei 1924. Hoezo mijn vader van school gehaald om
te gaan werken? In 1924 was hij negentien en het jaar daarop trouwde hij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten