De strippenkaart, wie kent hem nog? De laatste twee
keren dat ik een akkevietje had om een strippenkaart, was op donderdag 30
december 2010. Ik weet dat nog zo goed, omdat ik er een blog aan gewijd had op
het toen nog florerende Hyves:
Een griet achter de toonbank
Ze is nieuw, ze is jong. Ik heb nog een paar minuten
om mijn trein te halen. Gelukkig rekent de man voor mij zijn koffie en
saucijzenbroodje snel af. Hij schuifelt weg naar de uitgang en zij kijkt me met
verwachtingsvolle ogen aan.
‘Een 45-strippenkaart, graag.’
‘Ik geloof niet dat ik die nog heb.’ Ze trekt de lade
van de kassa open. ‘Ik heb ook geen 15-strips meer.’ Ze steekt een bundeltje in
de hoogte. ‘Ik heb alleen nog deze grijze. Hebt u een kortingskaart? Nee? Dan
kan ik u niet helpen, meneer.’
Het is toch niet te geloven. Die griet is voordat ze
haar NS perronkiosk opende, domweg vergeten een nieuwe voorraad strippenkaarten
mee te nemen.
‘Nou, dat vind ik eigenlijk helemaal niet zo mooi,’
zeg ik. ‘Straks als ik in Almelo aangekomen ben, moet ik met de bus. Ik heb dan
maar vijf minuten om daar op het station een strippenkaart te kopen.’
‘U kunt het misschien hier beneden even proberen, bij
de Bruna.’
‘Ja, maar over vier minuten vertrekt mijn trein!
Goedemiddag!’
Informatie verstrekken moet de NS
Natuurlijk komt de trein later. Veel later. Minstens
vijfentwintig minuten. Ik heb ruimschoots de tijd gehad om beneden bij de Bruna
te informeren naar een 15- of 45-strippenkaart. Maar dat heb ik dus niet gedaan.
Omdat nergens stond aangegeven, omdat nergens werd omgeroepen, hoe veel
vertraging die trein precies zou hebben. Ik had hem elk moment verwacht.
Economisch denken moet de mens
De NS perronkiosk van Almelo is vol. Waarschijnlijk
vanwege de kou. Bij de kassa staan twee mannen van de spoorwegpolitie. Gelukkig
keuvelen ze alleen maar wat met de twee dames van de bediening. Door de jongste
word ik meteen geholpen. Maar als ik mijn wens heb kenbaar gemaakt, zegt ze:
‘Die zijn er niet meer.’
‘Hoe kan dat nou,’ zeg ik, terwijl ik mijn
portemonnee hard op de toonbank laat neerkomen. ‘In Deventer waren ze ook al
door de voorraad heen.’
‘Ja, daar kunnen wij ook niets aan doen, meneer. We
hebben ze besteld, maar ze worden zo kort voor het nieuwe jaar niet meer
uitgegeven. Op is op.’
‘Nou, dat is wel heel erg economisch gedacht!’
Een engel achter de toonbank?
‘Wacht eens’ zegt de oudere bedieningsdame. ‘Heeft u
een momentje?’
‘Ja, ik heb mijn bus nu toch al gemist. Door al dit
gedoe kom ik een uur te laat op mijn werk.’
Ze loopt naar achteren. Drie minuten later komt ze
trots terug met een heel pakket 45-strippenkaarten. ‘Kijkt u eens?’
Zegt de jongere: ‘Dat zijn de verkeerde, hoor.’
‘Hoe dat zo,’ vraagt de oudere.
‘Dat zijn de nieuwe. Die zijn pas vanaf 1 januari
geldig.’
‘Nou,’ zeg ik, ‘dan zit er niks anders op dan een
kaartje in de bus te kopen. Is er een pinautomaat in de buurt?’
De jongere staart naar het plafond en zegt langzaam:
‘Nee?’
‘Kan ik dan een kopje koffie van u krijgen en dat u
mij dan een tientje terug geeft?’
'Ja?'
Twintig minuten later zit ik eindelijk in mijn bus,
met een in die bus gekocht kaartje. Die is bijna een keer zo duur als wanneer ik
een stempel had laten slaan op een geldige 45-strippenkaart, afkomstig van een NS-
of Bruna-kiosk.
Those
were the days.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten