In 1978 vielen Hemelvaart en Dodenherdenking op een
en dezelfde dag. Dat ik dat nog weet, is niet zo bijzonder.
Het was een vrij normale dag, in toch wel heel andere
tijden. Sovjet staatshoofd Leonid Brezjnev bezocht Bonn en Zuid Afrika was voor
de zoveelste keer Angola binnengevallen.
Het zou de eerste warme dag van de lente worden, met
temperaturen van zeventien tot twintig graden. Dat kwam mooi uit, want een paar
van mijn vrienden en kennissen hadden weken van te voren afgesproken die vierde
mei er samen op uit te trekken, ergens ver het land in. Ik ging ook mee.
Het werd een dag vol opgewektheid en plezier.
Misschien moest ik daarom nu en dan denken aan degenen die niet met ons waren
meegegaan. Weemoedig voelde ik mij bij de gedachte, dat straks ook een einde
zou komen aan deze mooie dag.
Om acht uur stond de trein die ons richting huis zou
brengen twee minuten stil. Wij zwegen, zoals heel Nederland zweeg.
Mijn ouders waren al gaan slapen toen ik thuis kwam.
Pas de volgende ochtend kreeg ik het te horen. Mijn moeder stond aan mijn bed
en zei dat ik er maar beter uit kon komen.
Een van de jongens die niet met ons groepje was
meegegaan, had gisteren een ongeluk gehad. Met zijn brommer was hij van het
fietspad plotseling tussen twee bomen de berm in gereden, de grote weg op, waar
een autobus hem van achteren schepte. Het ging om mijn achterneef G. Amper
zeventien jaar oud.
Toen ik mijn moeder vroeg naar het waarom, antwoordde
ze dat hij aan epilepsie leed.
Mijn broer kwam met zijn gezin over vanuit het
westen. Het was de eerste keer dat mijn ouders vonden dat ik mee moest op
rouwbezoek. Het was ook de eerste keer dat ik een lijk zag. Over de rand van de
kist heen ving ik een glimp op van een hoofd in het verband.
De buschauffeur die ons jarenlang naar en van de
middelbare school had gereden, zagen we na die vierde mei van 1978 heel af en
toe terug. In de functie van kaartjescontroleur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten