Ik was ongeveer vier en ik herinner hem mij nog, omdat
hij regelmatig terugkeerde en omdat hij een echte nachtmerrie was. Mijn vader
bracht zelfs een zwakstroomlampje aan boven de deur van mijn slaapkamertje, opdat ik
niet meer zo gauw in paniek zou raken als ik uit deze droom ontwaakte.
Hij is met zekerheid geïnspireerd op de door een
tractor aangedreven dorsmachine, die elke augustusmaand achter ons huis zijn
werk deed.
Ook was er de hele zomer door aan het kanaal twee
kilometer verderop een waterpomp die begon te brommen vrijwel zodra ik in mijn
bedje lag. Ik vond dat maar een eng geluid, vooral omdat het kwam van een rij bomen,
waarvan er minstens één een mensengezicht had. Ik heb mijn vader gevraagd of
hij die waterpomp kon afzetten, maar dat mocht hij niet.
In mijn herinnering zijn al deze zomers van mijn
vroegste jeugd broeierig geweest.
Jarenlang heb ik gedacht dat de droom is voortgekomen
uit het gegeven dat ik bij mijn geboorte met de verlostang ben gehaald.
Hij ging als volgt:
In een schuur staat een monsterachtige machine. Ik
word door hem opgeslokt en in mootjes gehakt, of op een andere manier kapot
gemaakt. Telkens ben ik weer heel en begint het proces van mijn vernietiging
van voren af aan.
Jaren later zou ik deze droom gebruiken als
inspiratiebron voor een belangrijk hoofdstuk in mijn roman ‘Eksteroog.’ Je zou
mijn oudste droom kunnen beschouwen als oerknal voor deze roman.
Bij mij is de inspiratiebron voor Terug naar Bandung het geheimzinnige gedrag van mijn familie over het Indiëverleden van mijn oom. Daarna ben ik een soort verknocht geraakt aan Nederlands Indië, van het een komt het ander. Voor korte verhalen zijn het vaak alledaagse gebeurtenissen met een twist.
BeantwoordenVerwijderen