Wegkijken voor zo’n kleinigheid
Ik was in het ziekenhuis voor een
bloedprik. Ik heb een hekel aan bloedprikken. Op het moment suprême kijk ik
altijd weg. Dan voel ik er niets van.
De vijfde schuifdeur
In het gangetje nam ik plaats
tussen de rij wachtende mensen. De een na de ander werd opgeroepen,
verdween achter een van de vier schuifdeuren en kwam er na een paar minuten ook
weer uit te voorschijn.
De vijfde schuifdeur bleef dicht.
De naald in het armpje - 1
Daar kwam een zacht jammeren
vandaan. Van een meisje. Het jammeren nam toe en de moeder en de verpleegster die
de naald in het armpje van het kind zou moeten zetten, spraken troostende en
moedgevende woorden. Het kind liet zich niet vermurwen.
Ik kon mij dat goed voorstellen.
In één keer raak (dat mag je toch wel hopen)
Ik was een jaar of acht – negen. Misschien
was het meisje aan de andere kant van die schuifdeur ook wel van die leeftijd. Dan
heb je al zo veel hersentjes ontwikkeld dat je, om erger te voorkomen, vrijwillig
je arm uitstrekt.
Dat deed ik toen ook. Ik geloof dat
ik die dag voor het eerst ben gaan wegkijken. Want al die keren deed het zeer.
Al die keren, ja. Die verpleegster prikte telkens mis.
Op het laatst zei ze: ‘Ik ben een
beetje grieperig. Ik geloof dat ik er maar even een collega bij haal.’
Die prikte in één keer raak.
‘Ben je er klaar voor?’
Uit het jammeren en de uitroepen van
het meisje en uit de reacties van de moeder en de verpleegster kon ik afleiden
dat ze er telkens bereid voor was, maar op het moment suprême net weer niet.
De moeder en de verpleegster probeerden
haar opnieuw te overreden. Dat het maar even duurde en dat het echt geen pijn
deed. De moeder kwam met beloftes, ik geloof tot aan een dagje pretpark aan
toe. De verpleegster deed er nog een schepje bovenop. Maar wanneer een van de
twee vroeg: ‘Ben je er klaar voor?’ riep het meisje: ‘Nee, nee, nee!’ en
begon ze weer te schreien.
Ik meende zelfs te kunnen opmaken dat de verpleegsters van kamertje een tot en met vier erbij werden gehaald. Uiteraard niet allemaal tegelijk.
Vanaf dat moment bleven alle vijf schuifdeuren dicht.
Meeleven en ongeduld
O, ik leefde met het meisje mee. Zo te
zien deden de andere wachtende mensen dat ook. Langzaamaan begon ik bij een
paar toch wel enig ongeduld te bespeuren. Maar toen bleek onze langste
wachttijd er al weer op te zitten.
De naald in het armpje - 2
Vanachter de schuifdeur klonk opeens
de stem van een man. ‘Wat is dit nu? Ben jij bang voor spuitjes? Voor zo’n
klein prikje?’
Ongetwijfeld beschikte die man over
een flinke dosis vaderlijke uitstraling, want met precies dezelfde beloftes als
de moeder en de verpleegsters hadden gedaan én met een bepaalde instructie wist
hij het zo te horen voor elkaar te krijgen dat hij de naald in haar armpje kon
zetten.
Tijdens de bloedafname telde het
meisje samen met haar moeder en de verpleegster luid en bezwerend tot vierentwintig en toen riepen
ze alle drie, samen met de man uit: ‘Hoera!’
Verbazing en begrip
De schuifdeur ging open. De moeder
duwde het kind met zachte hand naar buiten. Bij alle wachtende mensen meende ik
een zekere verbazing te bespeuren. Ook ik stond er van te kijken. Het ging
helemaal niet om een meisje van een jaar of acht – negen. Het ging om een jochie van
een jaar of vijf.
De moeder keek schuldbewust om zich
heen en sloeg vrijwel direct haar blik naar de grond. Maar ik geloof dat alle
wachtende mensen wel begrip op konden brengen voor dit oponthoud veroorzaakt
door het jochie. Wie heeft er nou geen hekel aan bloedprikken.