Op de klank van de woorden bewoog ik mijn mond. De
juf dirigeerde en zong zelf het luidst. Bij een enkeling stond ze even stil en
boog ze zich voorover. Ook bij mij.
Ze rook naar zeep. Haar oor hing naast mijn gezicht.
Een bleekgewassen oor met een knopspeld.
Opeens was het liedje uit.
Ze draaide haar gezicht naar mij toe en joeg haar
blauwe ogen mijn hoofd in. ‘Je moet wel meezingen, hoor,’ zei ze. ‘Niet alleen
je mond bewegen.’
Iedereen gniffelde.
De spelletjes die ze buiten deden. Zakdoekje leggen, niemand zeggen. Een-twee-drie-vier-vijf-zes-zeven, wie mag ik een zoentje geven?
Spannende dingen. Waarbij je ook nog rennen moest. Ik viel nogal eens.
De volgende ochtend zei ik tegen mijn moeder dat ik liever
thuis bleef.
‘Maar op de kleuterschool kun je toch fijn spelen?
Daar hebben ze heel veel speelgoed.’
‘Maar dat heb ik hier toch ook?’
Voor deze ene dag mocht ik thuis blijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten