woensdag 24 juni 2015

Over mythevorming in een biografische roman - deel IV

Het project voortzetting roman ‘De behouden stilte’ was meteen na de start weer tot stilstand gekomen, nadat ik had ontdekt dat een anekdote over mijn vader onmogelijk op waarheid kon berusten. Die anekdote luidde: Mijn vader kon heel goed leren, maar hij werd van school gehaald om te gaan werken nadat zijn eigen vader overleden was.

Naar een nieuwe, meer realistische mythevorming.

Het meest waarschijnlijke
Dat kinderen van school gehaald werden om in het veen te gaan werken, was een dikke honderd jaar geleden en verder terug niet ongewoon. Pas in 1901 werd het wettelijk verplicht, kinderen tot hun twaalfde onderwijs te laten volgen. Daarna was het de keus aan de ouders.
Als je arm bent, dan zet je ieder gezinslid in om brood op de plank te krijgen. Het is dus het meest waarschijnlijke dat mijn vader vanaf zijn twaalfde verjaardag (27 januari) en dus halverwege zijn zesde schooljaar in het veen is gaan werken. Zijn oudere broer en zussen waren hem daarin al voorgegaan.

Zo dicht mogelijk bij de waarheid
Ik wil in ‘De behouden stilte’ zo dicht mogelijk bij de waarheid blijven. Anders mag ik het geen biografische roman noemen. In mijn vorige blogs berichte ik dat in ieder geval één anekdote over mijn vader niet helemaal klopte. Daar was ik achter gekomen na een klein stamboomonderzoek. Naar aanleiding van dat stamboomonderzoek zal ik een aantal zaken in de roman moet wijzigen.
Na die wijziging zal mijn vader niet langer meer de oudste van het gezin zijn, maar de jongste. Mijn opa overlijdt niet als mijn vader een jaar of dertien is, maar pas als mijn vader negentien is. Conform de waarheid.

Aan de slag!
Nu ik ook dankzij het stamboomonderzoek weet hoeveel broers en zussen mijn vader heeft gehad en wanneer die zijn geboren, kan ik eindelijk aan de slag gaan met de eerste veen scène.
Ik ben al begonnen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten