In die dagen van zijn overspannenheid had hij zich midden in een
zomernacht gerealiseerd dat het bijna onmogelijk was geworden om naast haar
rustig in slaap te kunnen vallen - naast een vrouw, wier lichaam hij bijna net
zo goed had leren kennen als zijn eigen, maar die als persoon voor hem steeds
meer was veranderd in een wildvreemde die hij niet meer durfde aan te raken.
’s Nachts jammerde en gilde zij in haar slaap, worstelde ze met de man
die haar vier jaar eerder had overvallen. Een man die de bitter zure lucht van
tabak gemengd met knoflook uitademde en die een gouden ketting droeg om zijn
harige en veel te stevige polsen. Meer had ze de politie niet kunnen vertellen.
De hele tijd had ze daar in het park tussen de struiken met de rug naar die
vent toegekeerd gelegen, met zijn klamme en knellende vingers om haar nek. Behalve
die van zijn vingers in haar nek, was ook de afdruk van de schors van de
boomstronk waarop ze gelegen had dagenlang in haar dijbenen en buik zichtbaar
gebleven.
Vier jaar achtereen durfde hij haar niet meer aan te raken, zijn Sayra. Pas
op die ene middag. Hij had haar omarmd en overstelpt met kussen. Die ene middag
in september, toen hij thuisgekomen haar met strakke ogen had zien kijken naar
tv-beelden die in vier, vijf varianten telkens weer werden herhaald.
‘Zijn nu de oorlogen voorbij?’ Voor het eerst sinds het park gleed er
weer een traan over haar wang. ‘Gaan ze straks ook nog vliegtuigen in atoomcentrales
jagen? Gaan ze ons terugwerpen naar het stenen tijdperk?’
Daar wist hij geen antwoord op. Wat kon je beginnen tegen
burgervliegtuigen die plotseling van koers veranderden om zich te boren in
torenflats, om neer te storten op regeringsgebouwen, in burgerwijken, of zelfs
op een atoomcentrale? Wat kon je beginnen tegen mensen die onder hun kleding
een bom hadden gegord om zichzelf en elke willekeurige man, vrouw en kind om
zich heen door die bom uiteen te laten rijten in een cirkel van duizend bloederige
splinters?
Hij wist het niet.
Voor de gelegenheid bewerkt fragment uit het
verhaal ‘Bekmir Türegün’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten