woensdag 6 januari 2016

Talent

Voor wie schrijver wil worden
Eerste vereiste is natuurlijk de aanwezigheid van talent. Met alleen het gevoel getalenteerd te zijn, kun je een heel eind komen. Maar vroeg of laat ga je op je smoel.

‘Ik word een groot schrijver!’
Op mijn tweeëntwintigste begon ik aan mijn eerste roman. Daarvóór had ik slechts een handjevol verhalen geschreven, variërend van twee tot veertig bladzijden. Terwijl ik die roman in een jaar tijd in elkaar flanste, dacht ik regelmatig: Ik word een groot schrijver!
In diezelfde tijd kreeg ik steeds maar weer dezelfde droom. In mijn huis trof ik een lijk zonder hoofd aan. Wat had die droom te betekenen? Voor mij werd het duidelijk dat ik mijn hoofd aan het kwijt raken was. Wat verbeeldde ik mij wel! Ik stond nog maar aan het begin van mijn schrijverschap.
Het spreekt vanzelf dat de roman mislukte, en niet alleen door eigenwaan.

Het viool gekras van Janine Jansen
Maar stel dat je dus wel getalenteerd bent. Ook daarmee kun je flink op je smoel gaan. Talent moet je namelijk ontwikkelen. Je dient je een tig aantal vaardigheden eigen te maken. Niemand zit te wachten op een vierjarige Janine Jansen die voor de allereerste keer de strijkstok op een viool legt. Want alleen mensen die er voor hebben gestudeerd, kunnen tussen al dat gekras door haar talent herkennen.

Een eigen stem
Schrijfcursussen waren er in die tijd nog amper. Ik voelde daar ook niet zo veel voor. Volgde je zo’n cursus van bijvoorbeeld het LOI, dan raakte je je eigen stem kwijt. Met zo’n cursus leerde je schrijven hoe de massa het hebben wilde.
In die tijd besefte ik nog niet dat ik nog helemaal geen eigen stem had. En ook nu nog vraag ik mij wel eens af - na zovele jaren van leren schrijven, schaven en slijpen en herschrijven – of ik wel een eigen stem heb. Gelukkig weet ik die vraag de meeste tijd op de achtergrond te houden. Anders kom je nooit meer aan schrijven toe.

Tekortkomingen en zaadjes van hoop
Schrijfcursussen waren dus niks voor mij. Ik zocht advies en stimulans bij mensen die Nederlands hadden gestudeerd. De eerste was een vrouw die mij geleidelijk aan en uiterst voorzichtig wat tools aanreikte. De tweede was een man die mij wees op allerlei onvergeeflijke tekortkomingen en kleine zaadjes van hoop. Ik had nog een lange weg te gaan, was zijn conclusie. Ik moest vooral veel lezen - schrijvers van nu, maar bij voorkeur schrijvers van toen. Wie zijn klassieken niet kent, kan moeilijk een groot schrijver worden, was zijn stelling.

‘Schaam u de put in.’
Ik ben ze gaan (her)lezen, de klassiekers: Multatuli, Elsschot, Machado de Assis, Kafka, Hesse, Dostojewski, flarden Dante en nog veel meer. En ik schaamde mij de put in. Desondanks pakte ik mijn roman weer op. Na een paar jaar van opnieuw mislukte pogingen, besloot ik terug te keren naar verhalen van twee tot veertig bladzijden. Laat ik die eerst maar eens leren beheersen.

Wachten op de bloem uit de knop
In die tijd dreigde ik opnieuw mijn hoofd kwijt te raken. Nu uit wanhoop. Die wanhoop kwam voort uit mijn ongeduld.
In mijn verhaal ‘Parnassusgeklauter’ - dat uit die tijd stamt – schreef ik daarover: ‘Telkens wanneer ik ontdekte wat er aan schortte, wilde ik in frenetieke werklust onmiddellijk de stijl verbeteren. Dat bleek onmogelijk, waardoor ik vanwege ongeduld kwaad werd of vanwege faalangst in neerslachtigheid wegzonk. (…). Pas veel later ben ik gaan inzien dat je om honing te kunnen maken, eerst moet wachten tot de bloem uit haar knop gekomen is.’

Wat voor talent nodig is
Wat dus naast talent nodig is… Nee, laat ik het zo stellen: (zelf)scholing en geduld zijn onderdelen van het talent dat je nodig hebt om te komen tot een groot – nee, een bescheiden schrijverschap. Daarna zien we wel verder.

Tot dit talent behoort ook de drijfkracht en de moed. Nooit de moed opgeven. En doorgaan. Doorgaan met schrijven. Want vooral door te schrijven kom je verder op je pad. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten