zondag 16 april 2017

Bijles – een romanfragment uit ‘De IJskoning’


Door de kamer dansen
Alleen omdat zij door de klas en door de leraar Engels werd gepest, had ik haar mijn hulp aangeboden.
Ze deed zelf open. Ze had haar haren opgestoken en droeg een blouse en een kort leren rokje. Om haar heen dromden drie kinderen die ze in de woonkamer aan mij voorstelde als haar broertje en twee zusjes.
Tijdens de thee bleven ze ons in het oog houden en toen het oudste zusje had gezongen: ‘Zita heeft een vriendje, Zita heeft een vriendje,’ begonnen ze met zijn drieën dat deuntje zingend door de kamer heen te dansen, waardoor de glazen en kopjes in het dressoir ritmisch tegen elkaar aan tikten. Ze hotsten naar de keuken, kwamen via de gang terug in de woonkamer en de hele tijd zongen ze alsmaar wilder dat Zita een vriendje had.

Met een kettinkje ratelen
Zita ratelde met het kettinkje om haar hals, liet het los. ‘En nou is het genoeg! Ga maar buiten spelen. ’t Is hartstikke mooi weer.’
‘Nee?’ zei het oudste zusje.
‘Moet ik het aan papa en mama vertellen? Dat jullie weer zo lastig zijn geweest?’
‘Zita is een klikspaan, Zita is een klikspaan.’
Zita zuchtte en zette de theepot in de theemuts. ‘Laten we maar naar boven gaan. Daar blijven ze in ieder geval weg. Neem jij de kopjes en de suikerpot mee?’

In een kort rokje de trap bestijgen
In de gang had ik al één voet op de eerste trede van de trap gezet. Maar dat stond ze niet toe. Zij wilde voor, zij in haar korte rokje.
Terwijl ik haar volgde, met de wijsvinger van mijn ene hand in de oortjes van de twee kopjes gedraaid en duim en alle vingers van mijn andere hand om de suikerpot geklemd, telde ik aandachtig de treden waar ik mijn voeten op zette. Het waren er vierentwintig.

Een uit het water opspringend dolfijn
Op de overloop deed ze de laatste deur rechts voor mij open. Haar slaapkamer. Ze zette de theemuts op haar bureautje en deed de ramen dicht om het lawaai van het spoorwegemplacement zo veel mogelijk te beperken. Haar kamer rook naar waar zij naar rook. Iets met dennen. Haar bed lag aan de kant van de muur bezaaid met knuffelbeertjes. Daarboven hing een poster van een uit het water opspringende dolfijn.

De handen voor de knieën vouwen
Ze ging op haar bed zitten. Met haar handen om haar knieën gevouwen, keek ze mij afwachtend aan. Ik nam tegenover haar plaats, in de schommelstoel – meer stoelen waren er niet, daar was de ruimte te klein voor – en haalde uit mijn rugzak twee exemplaren van Shakespeare’s The Tempest tevoorschijn.
    ‘Laten we hier maar mee beginnen,’ zei ik. ‘Je kent tenslotte al een gedeelte vanuit de les en je kunt hem ook op je boekenlijst voor volgend jaar zetten.’

Een onophoudelijk dof ruisen, ratelen, sissen en fluiten
Begeleid door een onophoudelijk dof ruisen, ratelen, sissen en fluiten afkomstig van het spoorwegcomplex, las zij onder de opspringende dolfijn me twee keer per week uit The Tempest voor. Tegenover haar gezeten in de schommelstoel, onderbrak ik haar waar nodig voor de juiste uitspraak. Ik hield het zakelijk en kort. Als ze het genoeg vond voor vandaag en zij wilde dat ik nog wat bleef, hield ik het liefst mijn mond. Wat kon haar interesseren wat mij interesseerde?

2 opmerkingen:

  1. Wat ik me afvroeg: komen in de uiteindelijke roman ook steeds die kopjes boven die tekstfragmenten te staan?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Nee, Michiel, ik heb die tussenkopjes (en witregels) in de op deze site geplaatste romanfragmenten toegevoegd vanwege het ‘internetlezersgemak.’
    Bloglezers blijken al snel af te haken bij lange, aaneengesloten teksten. Daarom wordt geadviseerd veel witregels te gebruiken. En om de aandacht vast te houden, (prikkelende) tussenkopjes te plaatsen.
    Daar heb jij als dichter natuurlijk geen omkijken naar.

    Zie ook: http://www.schrijvenonline.org/schrijftips/dos-en-donts-van-een-blog onder kopje ‘Schrijven in lange alinea’s’

    BeantwoordenVerwijderen