Door de kamer dansen
Alleen omdat
zij door de klas en door de leraar Engels werd gepest, had ik haar mijn hulp
aangeboden.
Ze deed zelf
open. Ze had haar haren opgestoken en droeg een blouse en een kort leren rokje.
Om haar heen dromden drie kinderen die ze in de woonkamer aan mij voorstelde
als haar broertje en twee zusjes.
Tijdens de
thee bleven ze ons in het oog houden en toen het oudste zusje had gezongen:
‘Zita heeft een vriendje, Zita heeft een vriendje,’ begonnen ze met zijn drieën
dat deuntje zingend door de kamer heen te dansen, waardoor de glazen en kopjes
in het dressoir ritmisch tegen elkaar aan tikten. Ze hotsten naar de keuken, kwamen
via de gang terug in de woonkamer en de hele tijd zongen ze alsmaar wilder dat
Zita een vriendje had.
Met
een kettinkje ratelen
Zita ratelde met het kettinkje om
haar hals, liet het los. ‘En nou is het genoeg! Ga maar buiten spelen. ’t Is
hartstikke mooi weer.’
‘Nee?’ zei het oudste zusje.
‘Moet ik het aan papa en mama
vertellen? Dat jullie weer zo lastig zijn geweest?’
‘Zita is een klikspaan, Zita is
een klikspaan.’
Zita zuchtte en zette de theepot
in de theemuts. ‘Laten we maar naar boven gaan. Daar blijven ze in ieder geval
weg. Neem jij de kopjes en de suikerpot mee?’
In
een kort rokje de trap bestijgen
In de gang had ik al één voet op
de eerste trede van de trap gezet. Maar dat stond ze niet toe. Zij wilde voor,
zij in haar korte rokje.
Terwijl ik haar volgde, met de
wijsvinger van mijn ene hand in de oortjes van de twee kopjes gedraaid en duim
en alle vingers van mijn andere hand om de suikerpot geklemd, telde ik
aandachtig de treden waar ik mijn voeten op zette. Het waren er vierentwintig.
Een
uit het water opspringend dolfijn
Op
de overloop deed ze de laatste deur rechts voor mij open. Haar slaapkamer. Ze
zette de theemuts op haar bureautje en deed de ramen dicht om het lawaai van
het spoorwegemplacement zo veel mogelijk te beperken. Haar kamer rook naar waar zij naar
rook. Iets met dennen. Haar bed lag aan de kant van de muur bezaaid met
knuffelbeertjes. Daarboven hing een poster van een uit het water opspringende
dolfijn.
De
handen voor de knieën vouwen
Ze
ging op haar bed zitten. Met haar handen om haar knieën gevouwen, keek ze mij
afwachtend aan. Ik nam tegenover haar plaats, in de schommelstoel – meer
stoelen waren er niet, daar was de ruimte te klein voor – en haalde uit mijn
rugzak twee exemplaren van Shakespeare’s The
Tempest tevoorschijn.
‘Laten
we hier maar mee beginnen,’ zei ik. ‘Je kent tenslotte al een gedeelte vanuit
de les en je kunt hem ook op je boekenlijst voor volgend jaar zetten.’
Een
onophoudelijk dof ruisen, ratelen, sissen en fluiten
Begeleid door een onophoudelijk
dof ruisen, ratelen, sissen en fluiten afkomstig van het spoorwegcomplex, las
zij onder de opspringende dolfijn me twee keer per week uit The Tempest voor. Tegenover haar gezeten
in de schommelstoel, onderbrak ik haar waar nodig voor de juiste uitspraak. Ik
hield het zakelijk en kort. Als ze het genoeg vond voor vandaag en zij wilde
dat ik nog wat bleef, hield ik het liefst mijn mond. Wat kon haar interesseren
wat mij interesseerde?
Wat ik me afvroeg: komen in de uiteindelijke roman ook steeds die kopjes boven die tekstfragmenten te staan?
BeantwoordenVerwijderenNee, Michiel, ik heb die tussenkopjes (en witregels) in de op deze site geplaatste romanfragmenten toegevoegd vanwege het ‘internetlezersgemak.’
BeantwoordenVerwijderenBloglezers blijken al snel af te haken bij lange, aaneengesloten teksten. Daarom wordt geadviseerd veel witregels te gebruiken. En om de aandacht vast te houden, (prikkelende) tussenkopjes te plaatsen.
Daar heb jij als dichter natuurlijk geen omkijken naar.
Zie ook: http://www.schrijvenonline.org/schrijftips/dos-en-donts-van-een-blog onder kopje ‘Schrijven in lange alinea’s’