Bij
het afscheid wilde mijn moeder me omhelzen, maar dat weigerde ik. Ze kneep me
in mijn bovenarmen en keek me aan, alsof ik nooit meer terug zou komen. De laatste
dagen had ik haar ’s avonds en ’s ochtends in haar hobbykamer aangetroffen, mediterend,
de hielen op de knieholtes, met een
cirkel van waxinelichtjes om zich heen. Als ze haar zin had gekregen, dan zou
ze vanuit haar hobbykamer zeker ook waxinelichtjes op de overloop hebben neergezet.
En op de trap naar beneden. In de woonkamer, als extra aanvulling tussen de
geraniums en de primula’s in de vensterbank. In de keuken, naast de
vrouwentongen op de koelkast. In de bijkeuken en terug de gang door, helemaal
naar de voordeur toe. Op de stoep van het huis, langs het grindpad en de
coniferen. In elke straat van onze wijk, in de hele stad, in heel Nederland: de
waxinelichtjes van mijn moeder. En elk waxinelichtje was bestemd voor mijn
behouden terugkeer.
(fragment
uit ‘De IJskoning’)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten